Ik schrijf deze column op 5 mei, de dag van de vrijheid. Het recht op vrijheid, vrijheid van meningsuiting en keuzevrijheid. Over dat laatste wil ik het hebben. Neem nou frituurvet, dat is schaars geworden. De schappen zijn leeg, op een huismerk na. Daar staan er nog 2 flessen van. Die neem je mee, dolgelukkig dat je nog frituurvet hebt gescoord. Voorheen had je er niet over gepiekerd een ander merk te nemen, we zijn als Nederlander nogal merkentrouw. Nu de keuze beperkt is, pik je het wel.
Dit speelt op veel grotere schaal in de industrie. Als foodproducent sta je al jaren voor kwaliteit, met de beste grondstoffen en de beste recepturen. Nu zijn sommige grondstoffen niet meer te krijgen. Dat betekent schakelen: met de inkoop en de receptuur. En je moet in gesprek met de klant, want dit ga je proeven. Ook hier geldt: overmacht. Wat voorheen onbespreekbaar was, is nu een gegeven. Er valt weinig te kiezen.
Ook de machinebouwer heeft het moeilijk: die staat garant voor snelle levering, concurrerende prijzen en een eindeloze voorraad onderdelen. Dat is nu niet meer vanzelfsprekend. Ik hoor steeds vaker dat machines niet afgebouwd kunnen worden omdat bepaalde (kleine) onderdelen nauwelijks leverbaar zijn. Dan hebben we het nog niet over de enorme kostenverhoging van staal en transport. Nu diesel uit Rusland wellicht volledig in de ban gaat, wordt het transport zó duur dat het onbetaalbaar wordt. Steeds weer moet je in gesprek met de klant om de vólgende prijsverhoging te bespreken. Ook hier heeft de klant weinig tot geen keus; elke ondernemer kampt met dezelfde problemen.
Hoezo keuzevrijheid?
Saskia Stender
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2022