Bouwervaringen en dilemma's van groeiende ondernemers in de foodsector
Ondernemers sociëteit voedingsindustrie
B2B Communications
Wallbrink Crossmedia
Kijk ook eens op

Bouwerva­ringen van ondernemers in food

  • 19 juni 2023
  • Door: Judith Witte

Zet drie eigenaren van familiebedrijven in de food - alle drie groeiend - en een directeur van een ingenieursbureau aan één tafel, serveer er een lekkere lunch bij, en je krijgt een interessant inkijkje in de dynamische wereld van bouwen en verbouwen: inclusief de dilemma’s en gelardeerd met gekke anekdotes. Een verslag van een ‘ronde’-tafelgesprek.

Aan de gespreks- en eettafel zijn aangeschoven Roelof Knijn, Jeroen van der Post, Jelle van Veen en Theo Vliek. Zij zitten hier op uitnodiging van ING en Vakblad Voedingsindustrie. Een bank en een vakblad: wie het wil, ziet vooral de verschillen. Maar er is óók een belangrijke overeenkomst: Ceel Elemans (sectorspecialist Food), Seine Ligtenberg (directeur Trade & Retail en Food & Agri, Regio Noord-Oost) en Judith Witte (hoofdredacteur) willen mensen bij elkaar brengen, kennis delen, leren van elkaar én elkaars ervaringen. 

Roelof Knijn is algemeen directeur van het familiebedrijf Holiday Ice. De ijsproducent uit Sint Nicolaasga is gespecialiseerd in de productie van stokjesijs en cornetto’s, onder private label. 

Jeroen van der Post is eindverantwoordelijk voor Compaxo Vleeswaren in Gouda. Daar worden zowel traditionele als eigentijdse vlees- en vegawaren geproduceerd. Sinds 2019 staat de vijfde generatie er aan het roer. 

Jelle van Veen is samen met zijn broer CEO van Dayseaday op Urk. Jaarlijks verwerkt en verhandelt het bedrijf zo’n 50.000 ton vis; in de breedste zin van het woord. De tweede generatie is inmiddels het familiebedrijf binnengestroomd.  

Theo Vliek is directeur en één van de eigenaren van de RBK-Groep; een ingenieursbureau gespecialiseerd in het integraal ontwikkelen, ontwerpen en begeleiden van de bouw van voedingsmiddelenbedrijven (waaronder Holiday Ice). Daarnaast leveren ze it-oplossingen voor die bedrijven (zoals bij Compaxo Zevenaar). 

Wat is de aanleiding voor ver- of nieuwbouw?

“Het oudste deel van onze locatie in Gouda is al 72 jaar oud”, vertelt Jeroen: “We zijn in de loop der jaren doorgegroeid naar een fabriek met een oppervlakte van 50.000 m2. Het terrein is volledig bebouwd, niet ideaal als je zoals wij vele processtromen door de fabriek laat gaan. En zodra we aan de voorkant klaar zijn, kunnen we aan de achterkant weer beginnen. Wij investeren veel de laatste jaren. Deels is dat een inhaalslag, deels van een achterstand een voorsprong maken. Het eerste wat we bouwden was een experience center, om gasten te kunnen ontvangen in een mooie, functionele ruimte. Toen dat klaar was, dacht ik meteen: niet alleen mijn gasten moeten er netjes bijzitten, mijn eigen mensen óók. En zo hebben we alles in de fabriek, de kantoren en kantines, naar een hoger niveau getild. Er is áltijd ruimte voor verbetering.”

“Wij zaten met ons bedrijf in het centrum van Spakenburg, in een wat verouderd huurpand,” antwoordt Jelle. “Daaraan wilden we niet te veel verspijkeren. Om aan alle eisen te kunnen blijven voldoen, besloten we in het buitengebied iets nieuws neer te zetten, en dat zo duurzaam mogelijk te doen. Op Urk hebben we vorig jaar een heel nieuwe zalmproductielijn neergezet. Daarnaast bouwen we in Boekarest.” 

De drijfveer van Holiday Ice is groei én meer continuïteit in het bedrijf. Roelof: “We wilden meer kunnen voor-produceren. Daarvoor moeten we onze voorraad op de juiste plek kunnen wegzetten, tegen zo laag mogelijke kosten. Dat wordt steeds moeilijker. Twee jaar geleden kregen we de kans om het pand van de buren te kopen. Zo’n kans krijg je maar één keer, die hebben we dan ook gelijk gepakt. De buitenkant van het pand is blijven staan, binnen hebben we het compleet gestript en opnieuw geïsoleerd. Er is een nieuwe vloer in gelegd en een compleet nieuwe koelinstallatie geïnstalleerd. Buiten zijn drie extra laaddocks gebouwd en alle processen zijn zoveel mogelijk geautomatiseerd. Het was een megaproject. Maar ook relatief simpel. De verbinding van 16 meter tussen ons pand en de nieuwe locatie ging pas open toen alles klaar was. De productie kon gedurende de bouw gewoon doordraaien.”

Ook een te hoge kostprijs ten opzichte van de markt  kan een goede aanleiding zijn voor ver- of nieuwbouw, aldus Theo: “Met een betere logistiek kun je je kostprijs reduceren. Optimale logistiek is in een nieuw gebouw natuurlijk makkelijker te ontwerpen dan in een bestaand pand. Toch ontwerpen we altijd eerst ‘de ideale fabriek’. Vervolgens kijken we hoe die ideale situatie in de echte wereld te implementeren is; of dat nu nieuwbouw is, of in een bestaand pand. Het doel is zo dicht mogelijk bij het optimum te komen.” 

rechts aan tafel (v.l.n.r.) Seine Ligtenberg (ING), Jeroen van der Post (Compaxo), Ceel Elemans (ING) en Jelle van Veen (Dayseaday). Daartegenover: Roelof Knijn (Holiday Ice) Judith Witte (Vakblad Voedingsindustrie), Theo Vliek (RBK)

Denk aan vorige projecten: wat doe je nu anders? En waarom?

Roelof: “Elk project is anders, onderling zijn ze niet echt te vergelijken. Als ik toch wat moet noemen, is dat we voorheen alles zelf organiseerden. Bij het laatste project heb ik een gedeelte aangenomen. Dat scheelde veel tijd! Het ging vooral om coördinatie, en om het efficiënter omzetten van de theorie naar de praktijk.” 

Jeroen: “Wij hebben 5.500 kilowattuur aan koelinstallaties op het dak staan. Voorheen ging alle warmte verloren. Nu leggen we kilometers leidingwerk aan, en komen er warmtepompen bij op het dak om die warmte terug te winnen. Met de energie die we opwekken, kunnen we onze klimaatkamers 24/7 laten draaien. We hopen hiermee tussen de 60 en 70% gas te besparen.”

“Herkenbaar,” reageert Jelle. “Ook wij gebruikten de restwarmte die vrijkwam van al onze machines niet. Dat gaan we nu wel doen, ook met warmteterugwinning en zonnepanelen. Dat levert een flinke besparing op van al gauw 50 tot 60.000 euro per jaar. Dat is nog steeds niet genoeg voor álle processen. Zelfs nu we al aan het bouwen zijn, is de vraag: krijgen we straks op tijd voldoende stroom?”

Theo: “Cruciaal is, mede daarom, een integraal projectontwerp. Op de bouwplaats zijn veel partijen aan het werk die allemaal gespecialiseerd zijn in hun eigen vakgebied. Ze communiceren dikwijls onvoldoende met elkaar, leven op hun eigen eilandje. Maar iemand moet het totaalplaatje kennen, dat is essentieel als je zaken als productielogistiek, gebouw en gebouwgebonden installaties goed met elkaar wil integreren. Denk aan een koeling in combinatie met warmteterugwinning, of aan zonnepanelen die een koelinstallatie harder kunnen laten draaien als de zon schijnt.” 

Jeroen: “Precies daarom ga ik niet meer met meerdere partijen aan tafel als ze elkaar geen verantwoordelijkheid geven, of die niet willen nemen. Daar heb ik in het verleden meermaals mijn neus aan gestoten. Bij aanvang van élk project stel ik altijd één eindverantwoordelijke aan.” 

Theo lacht: “Het werkt bovendien beter als er een duidelijk plan ligt, waarvan iedereen weet hoe je het gaat uitvoeren. Het voorwerk moet gedaan zijn. De belangrijke beslissingen neem je aan tafel, niet op de bouwplaats met de laarzen in de klei.” 

Roelof: “Tuurlijk, als je de tijd hebt, moet je die nemen. Maar als je éérst alles gaat engineeren, ben je zo drie jaar verder! Soms is snel beslissen bepalend, moet je gewoon  dóen, zoals wij met het pand van de buren. Tijd is geld.” 

Jeroen: “Eens Roelof. We zijn bezig met een megagrote warmtepompinstallatie op het dak. Alle perslucht- en koelinstallaties worden daarop aangesloten. Er moeten kilometers leiding over het dak om dat voor elkaar te krijgen. Als ik dat project goed had willen voorbereiden had ik daar anderhalf jaar de tijd voor moeten nemen. Je kijkt naar de ROI  van je projecten, rekent met de huidige energie- en gasprijzen, maar wat zijn die over een maand, of over een half jaar? De wereld verandert snel, alles wordt duurder. Elke maand die ik wacht, kost mij geld. Elke dag die je in zo’n project wint, is winst. Dan maar wat minder mooi.” 

Jelle: “De factor tijd is wel een lastige. Het is steeds moeilijker om voldoende goed gekwalificeerd personeel te vinden. Op de bouwplaats zien we veel buitenlanders. Ik zeg niet dat dat geen vakmensen zijn, maar door de taalbarrière ontstaan er geregeld communicatieproblemen, soms ook fouten en mede daardoor vertragingen. Daarbij komt dat de overheid veel tijd nodig heeft voor het verlenen van vergunningen. Ook de hele stikstofproblematiek is een vertragende factor. Met name nieuwbouwprojecten vallen stil.” 

“Ik vind dat vergunningentraject nog niet tegenvallen”, haakt Jeroen daarop in. “Ja, het zijn logge processen, maar dat weet je op voorhand. Natuurlijk zijn er hobbels op de weg, maar onze ervaring is dat we daar altijd wel uitkomen. Zeker als je zoveel mogelijk managet; zorg ervoor dat de geuremissie verbetert, geluidsoverlast vermindert, je aantoonbaar minder CO2 uitstoot; kortom, dat de buurt tevreden is. Dat helpt écht.” 

“Wij hebben de mede-ondernemers op ons bedrijventerrein vóór, tijdens en na de verbouwing hier uitgenodigd en ze geïnformeerd over de voortgang,” beaamt Roelof. “Na de verbouwing waren ze allemaal lyrisch over het resultaat.” 

Hoe financier je je bouwproject?

Theo: “Vroeger was de tendens in bouwprojecten ‘liever te groot dan te klein’. Kwam je gaandeweg geld tekort, dan ging je naar de bank en leende bij. Dat is veranderd: geld lenen is duurder geworden. Ondernemers denken beter na over wat ze écht nodig hebben. Een goede voorbereiding is belangrijk: weet waar je aan begint, wat het kost en hoe lang het duurt om het te realiseren.” 

Roelof: “Wij doen alles stap voor stap. Eerst verdienen, dan uitgeven.”

Seine: “Bepalend voor een succesvol financieringstraject bij nieuw- of verbouwplannen is voor ons als bank een goed uitgewerkte financieringsaanvraag. Het management is key. Als dat niet goed is, kan alles verder kloppen, maar houdt het bij mij op. Vervolgens kijken we naar de positie van het bedrijf in de keten en naar zijn impact daarop: wat is de toegevoegde waarde, wat is het verbeterpotentieel en hoe behoudt de onderneming bestaansrecht in de toekomst? Het bedrijfsplan moet goed onderbouwd zijn en kloppen. Ik werk graag in scenario’s: wat gebeurt er als het een tijdje minder gaat? Of als het beter gaat dan verwacht: kan men de groei voldoende opvangen binnen de werkkapitaalmogelijkheden? Is daar goed over nagedacht? Verder wordt het sustainability-aspect steeds belangrijker. Voldoet het pand niet aan energielabel C, dan financieren we überhaupt niet meer. En wie zich op duurzaamheidsvlak aantoonbaar verbetert, krijgt zelfs korting op de rente.”

Ceel: “Doe je niet voldoende, dan ga je ‘license to operate’ verliezen. In 2050 moet onze complete leningenportefeuille klimaatneutraal zijn. Dat is gewoon opgelegd door de gemaakte afspraken uit het Klimaatakkoord. We móeten met z’n allen wel veranderen.”  

“Wat daarmee samenhangt, is dat álles meetbaar moet zijn. Je moet je duurzaamheid kunnen aantonen,” zegt Jeroen. “In onze fabriek, waar we 22,5 miljoen kilowattuur stroom en 2,5 miljoen kuub gas verbruiken, moeten we op artikelniveau kunnen toewijzen waar de energie naartoe gaat. Vroeger liep er alleen een leiding naar een machine, nu moet elke machine aangesloten zijn op het ERP-pakket.” Dat blijkt niet altijd even soepel te realiseren, blijkt uit zijn illustratief voorbeeld: “Laatst zei ik, jongens, het is tijd voor een digitale vloerschaal, dat scheelt een hoop werk. We moesten daarvoor wel een gat in de vloer zagen. Onze fabriek is 70 jaar oud; die vloer bleek anderhalve meter dik! Ze hebben er twee weken op staan te bikken. Maar goed, dat gebeurt dan,” vervolgt hij nuchter. “Om aan de eisen te voldoen, passen we stap voor stap onze procesflows aan. Die hele supply-chain onder controle hebben én transparant zijn; dát is essentieel als je je in de toekomst wil blijven onderscheiden.”

v.l.n.r. Theo Vliek (RBK), Judith Witte (Vakblad Voedingsindustrie), Roelof Knijn (Holiday Ice, Seine Ligtenberg (ING), Jeroen van der Post (Compaxo), Ceel Elemans (ING), Jelle van Veen (Dayseaday)

Het gesprek gaat over op allerlei mogelijke subsidiepotjes en aftrekmogelijkheden om de investeringen mogelijk te maken. De afkortingen vliegen over de tafel. “Die hoef je niet toe te lichten, die kent iedere ondernemer”, lachen de heren. “We hebben meerdere projecten uitgevoerd volgens de BREEAM-methodiek,” vertelt Theo. “Dat geeft je de ruimte om buiten de standaard te denken. Zo hebben we in 2015 al een vleesfabriek gebouwd zonder gasaansluiting, een unicum voor die tijd. Het gebouw krijgt met BREEAM een certificaat waarmee de ondernemer in aanmerking komt voor MIA-aftrek. Daar moet je overigens wel slim mee omgaan: de koelinstallatie heeft bijvoorbeeld een hoger aftrekpercentage onder de EIA dan de MIA.” Hoe dat precies zit? “Lastig even snel uit te leggen. Ook hiervoor geldt: ieder project is anders.” Er volgt  een unanieme tip van en voor de foodproducenten: “Laat je, voor het beste resultaat, adviseren door een expert op dit gebied! Die verdient zichzelf dubbel en dwars terug.”

Duurzaamheid

Het is duidelijk, duurzaamheid, dus ook kiezen voor duurzame materialen in de bouw, is essentieel. In álle bouwprojecten die ter sprake komen, wordt steevast gekozen voor lichtere panelen met hogere isolatiewaarden en een verbeterde brandveiligheid dan wat men gewend was. Dat lijkt niemand meer erg spannend te vinden. Wel spannend wordt het bij Dayseaday: “In Roemenië moeten we ervoor zorgen dat de constructie aardbeving bestendig is”, aldus Jelle. “Bijzonder is dat we daar hetzelfde handboek gebruiken als in Nederland. Er gelden dezelfde EU-richtlijnen. Toch worden de regels  vaak net anders geïnterpreteerd dan hier. Dat blijft een uitdaging.”

Als het over uitdagingen gaat, heeft Roelof er ook nog wel één: “Op het dak van het buurpand dat we aankochten lagen al 3.500 zonnepanelen. De energie die dat oplevert hebben we middels een trafohuisje op onze fabriek gezet. We mochten alleen van de energieleverancier de meter ábsoluut niet verplaatsen; dan waren we onze rechten kwijt geweest. Daarom heeft één van de koelcellen nu een vreemde uitbouw.”

“Wat ik ook bijzonder vind bij jullie”, vult Theo aan, “is dat Holiday Ice, geheel tegen de trend in, heeft gekozen voor een installatie met het natuurlijke koudemiddel ammoniak. Dat middel staat - onterecht naar mijn idee - in een slecht daglicht. Ammoniak kan gevaarlijk zijn, maar precies dáárom gelden er zulke strenge regels! Het rendement van de installatie is veel hoger dan van een CO2-installatie, en hij gaat langer mee. Jullie installatie kan nog wel 60 jaar draaien.” 

“Dat heeft onder andere te maken met de hoge druk van CO2”, verklaart Roelof. “Daardoor slijten onderdelen harder dan bij een ammoniak-installatie; dat aspect wordt in duurzaamheidsoverwegingen onderschat vind ik. Duurzaamheid gaat ook om levensduur, onderhoud en de kosten die je daarmee maakt.”  

Trots

Trots zijn ze allemaal; op hun gebouwen, de uitbreidingen, het ondernemerschap, hun familiebedrijf. “Maar,” zegt Jelle, “eigenlijk ben ik het meest trots op heel wat anders…. Vorig jaar plaatsten we in onze nieuwe zalmfabriek een hypermoderne machine. Die had nogal wat kinderziektes. Totdat één van de jongens die bij de machinebouwer werkte, zich meldde met een open sollicitatie als onderhoudsmonteur. Hij kent deze machine van haver tot gort. Ik heb hem gelijk aangenomen! De kinderziektes zijn er nu uit, en hij houdt de rendementen strak bij. Zit je één procentje met je rendement verkeerd bij een zalm van 11, 12 euro per kilo, dan tikt dat aardig aan met 100 ton zalm per week. Het mooiste vind ik dat deze jongen zelf het werk ook heel leuk vindt.” 

Roelof: “Met bouwen geef je een positief signaal af naar je mensen: zij voelen dat er schwung in het bedrijf zit. Je organisatie moet het wel aankunnen, en je mensen moeten met vernieuwingen kunnen omgaan. Dat ze dat in ons bedrijf kunnen, daar ben ik trots op. Mijn advies: betrek je personeel bij de veranderingen. En vorm eerst een goed beeld van wat je wil, informeer voor je start eens bij collega-ondernemers.”

Jelle: “Daar ligt wel wat schroom merk ik, zeker als je in dezelfde sector zit. Toch kan het, is mijn ervaring. Je kunt zóveel van elkaar leren.”

Jeroen: “Weet dat wát je ook doet, er altijd wel iemand is die daar wat van vindt. Je moet continu laveren tussen wet- en regelgeving en de interpretatie daarvan, tussen klanteisen en klantwensen. Om stevig in je schoenen te staan, moet je een duidelijke visie hebben en achter je standpunten staan. Eigenaarschap is denk ik het allerbelangrijkst; of je nou een familiebedrijf bent of niet.” 

Op de eerste foto: v.l.n.r. Roelof Knijn (Holiday Ice), Jelle van Veen (Dayseaday), Jeroen van der Post (Compaxo) en Theo Vliek (RBK)

Foto's: © Herbert Wiggerman

Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2023