De vraag naar duurzame verpakkingen zal de komende jaren flink groeien. Het Rijk, het verpakkend bedrijfsleven en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben afgesproken meer verpakkingsmateriaal te gaan hergebruiken en de verpakkingsketen te verduurzamen. Een interview met Hester Klein Lankhorst, directeur van het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV) en Karen van de Stadt, verpakkingskundige.
Wat is dat eigenlijk; een ‘duurzame verpakking’? Die vraag blijkt nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Om de werkelijke milieu-impact van een verpakking te bepalen, is het van belang om niet alleen de ‘end-of-life’-impact van een product mee te nemen; het gaat om de gehéle productiecyclus. Om per product-verpakkingscombinatie goed te kunnen bepalen wat de meest duurzame keuzes zijn, is fact-based kennis nodig. Het KIDV, op 1 januari 2013 opgericht naar aanleiding van de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013-2022, ontwikkelt en brengt die kennis bijeen. Ze doen dat samen met bedrijven, overheden, de wetenschap, consumenten en natuur-, milieu- en maatschappelijke organisaties. De kennis stellen ze ter beschikking, zodat álle ketenpartijen er hun voordeel mee kunnen doen.
Jaarlijks stelt het KIDV ook een Verduurzamingsagenda voor verpakkingen op, met concrete en afrekenbare doelen voor de duur van de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013-2022. De Verduurzamingsagenda is een groeidocument, met als uitgangspunten re-use, re-duce, re-cycling en re-new. Op 5 februari 2015 publiceerde het KIDV de derde versie van de Verduurzamingagenda verpakkingen.
Karen: “Op het moment dat een producent een verpakt product op de (Europese) markt brengt, verklaart hij automatisch dat het voldoet aan de ‘essentiële eisen’. Zo niet, dan is hij in overtreding. De Inspectie Leefomgeving en Transport handhaaft hierop. In de ‘essentiële eisen’ zoals die er nu liggen, wordt van de verpakker gevraagd dat hij een proces inricht dat er continu voor zorgt dat de gebruikte verpakking de meest optimale is voor het milieu. Daarbij moet de verpakker rekening houden met een aantal voorwaarden. Op de eerste plaats is de verpakking zo vervaardigd dat volume en gewicht zo klein mogelijk zijn, maar nog wel voldoet aan functie-eisen op het gebied van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid voor het verpakte product. Verder is de verpakking geschikt voor hergebruik, recycling of terugwinning en is hierbij het milieueffect minimaal. Als laatste moet de verpakking te verbranden zijn, en mag daarom geen schadelijke of gevaarlijke stoffen bevatten.”
‘Op het moment dat een producent een verpakt product op de (Europese) markt brengt, verklaart hij automatisch dat het voldoet aan de essentiële eisen’
Hester: “Voor producenten is het dus belangrijk om goede afspraken te maken met de leverancier van het verpakkingsmateriaal; die moet een verpakking leveren die voldoet aan deze essentiële eisen. Probleem is dat de essentiële eisen eigenlijk nog te algemeen zijn. Daarom wordt er gewerkt aan concretere invulling. Afgesproken is dat alle branches onderzoeken wat voor hen de belangrijkste issues zijn. Zodat er per branche een concrete invulling voor verduurzaming komt. Binnen de foodbranche werken FNLI en CBL gezamenlijk aan één brancheverduurzamingsplan. Met deze partijen zijn zowel de fabrikanten van merken als de private labels vertegenwoordigd. Andere branches in food, zoals groente & fruit, werken aan een eigen plan.”
Hester: “Bij het verpakken van voeding staat voedselveiligheid natuurlijk altijd op één, maar voedselveiligheid en duurzaamheid hoeven elkaar niet te bijten. Toch mag er nog meer onderzoek gedaan worden naar bijvoorbeeld de mogelijkheden om gerecycled PET te gebruiken voor het verpakken van voedsel: hoe voedselveilig is dat? Hoe groot is de kans op contaminatie? Dit gebeurt onder andere in het wetenschappelijk onderzoeksprogramma van het KIDV.”
Karen: “Als het gaat om het verlengen van de houdbaarheid, wordt nog vaak gekozen voor een multi-layer verpakking, zoals bij chips. Deze verpakking moet in de grijze container en gaat naar de vuilverbranding. Chips in een mono-layer zak blijft minder lang vers, maar het materiaal is beter recyclebaar. Hieruit blijkt dat de afweging van wat het meest duurzaam is, niet zo eenvoudig te maken is.”
Hester: “Er wordt continu gezocht naar het reduceren van grondstoffen. We zien dat verpakkingen steeds lichter worden. Daarnaast is er een duidelijke trend van multilayer- naar mono-verpakkingen. Bij PET bijvoorbeeld was er altijd een ander, zachter materiaal nodig om een bakje of fles mee dicht te sealen (PE). Nu zien we dankzij innovaties ontwikkelingen naar het gebruik van alléén PET. Het is nu mogelijk om met hetzelfde materiaal er tóch voor te zorgen dat de verpakking zowel goed sluit als makkelijk te openen en te recyclen is.”
Karen: “Ook hier speelt weer de vraag: wat is de meest optimale keuze als het gaat om duurzaamheid? De publieke opinie legt erg de nadruk op de laatste schakel in de keten; de afvalstroom. Maar het gaat om de héle keten. Het plasticje om een komkommer verlengt de houdbaarheid, waardoor er minder wordt weggegooid. Toch zijn wel heel nieuwsgierig: welke innovaties zullen uit deze winkels voortvloeien? Misschien komen ze tot inzichten die zijn op te schalen.”
Hester: “Uit onderzoek naar het ‘beste’ tasje bleek dat de consument kiest op gevoel: papier vinden ze beter dan plastic. Het ligt echter genuanceerder. Als het tasje in het milieu terechtkomt, is een van plastic inderdaad slechter. Maar de milieudruk van het vervaardigen van het materiaal zelf, is minder hoog dan dat van papier. Als je het na, liefst herhaald, gebruik in de juiste afvalbak doet, kun je het goed recyclen. De belangrijkste boodschap bij plastic tasjes is: voorkom zwerfafval. En zorg ervoor dat het aantal tasjes dat bij een kassa wordt afgegeven teruggedrongen wordt: vraag er geld voor, zorg dat mensen zelf een tas meenemen en gebruik het tasje vaker.”
Hester: “Duurzamer verpakken kan de producent op de lange termijn veel opleveren: met een lichtere verpakking zijn minder dure grondstoffen nodig bijvoorbeeld. Daar zie ik kansen. Helaas leeft bij veel bedrijven de overtuiging dat duurzaamheid duurder is. Ze moeten vaak eerst fors investeren om veranderingen door te voeren, en de terugverdientijd van een nieuwe machine kan lang zijn. We merken dat het voor bedrijven lastig is om ver vooruit te kijken en er daardoor niet in durven te investeren”
Hester: “Wij vinden dat de consument gewoon mag verwachten dat er een goede verpakking om het product zit. De consument probeert in de supermarkt al steeds vaker te kiezen voor het meest duurzame product. Je kunt niet van hem eisen dat hij daarnaast óók nog kan beoordelen welk product in de meest duurzame verpakking zit. Je kunt hem wel helpen: bijvoorbeeld door aan te geven hoe en waar hij de verpakking moet weggooien.”
“Daarvoor hebben we de ‘Weggooiwijzer’”, vult Karen aan. “Dit is een set van eenduidige logo’s. Je kunt ze als producent opvragen door ons een e-mail te sturen. Vertel de consument vooral eerlijk waar je mee bezig bent! Wees ook helder in je keuzes: waarom kies je juist voor die verpakking? En claim vooral niet dat je de wijsheid in pacht hebt, want het ligt veel genuanceerder. Het is een continue proces van optimalisatie”
Hester: “Met ons ‘meldpunt verpakkingen’ proberen we de consument meer kennis bij te brengen. Dit meldpunt is dé vraagbaak voor consumenten als het gaat om duurzaam verpakken. Ze weten het Meldpunt Verpakkingen goed te vinden, we krijgen er veel vragen. Maar ze kunnen ook meldingen maken over verpakkingen die in hun ogen onvoldoende milieuvriendelijk zijn. Deze meldingen geeft het Meldpunt Verpakkingen door aan de bedrijven die de verpakking op de markt brengt, waarna de producent een reactie geeft op de melding. Het KIDV geeft opvallende vragen en meldingen van consumenten mee als input aan zowel branches bij het opstellen van hun brancheverduurzamingsplannen, als aan de toetsingscommissie die de hoogst haalbare doelen toetst. De vragen en meldingen worden door het KIDV ook benut voor het wetenschappelijk en praktisch onderzoek.”
Bron: © Irene van Kessel