Verpakkingen: duurzaam versus politiek gewin
Ondernemers sociëteit voedingsindustrie
B2B Communications
Wallbrink Crossmedia
Kijk ook eens op

Verpakkingen: duurzaam versus politiek gewin

  • 06 maart 2023
  • Door: Ulphard Thoden van Velzen, Maxence Paillart, Esther Hogeveen en Ingeborg Smeding, Wageningen Food & Biobased Research

De Europese Commissie is er ‘klaar mee’: het verpakkingsafvalbeleid van de EU heeft gefaald. Daarom grijpt de EU in met nieuwe wetgeving. Die is zó gedetailleerd, dat het veel impact gaat hebben op de voedingsindustrie. Wat is er aan de hand? En wat is de beste strategie: afwachten of het voortouw nemen? 

Sinds 1992 streeft de Europese Unie naar het verminderen van het gebruik van verpakkingen. Inderdaad laten analyses zien dat bijna alle individuele verpakkingen minder zwaar zijn geworden in de loop van de tijd: van wijnfles tot aluminiumblikje. Toch is het totale gebruik van verpakkingsmaterialen gestegen, doordat we meer verpakkingen gebruiken per persoon per jaar. Dit hangt samen met de daling van de gemiddelde grootte van huishoudens, het grotere aandeel van consumptie on-the-go en de toename van e-commerce. Vooral het gebruik van karton en kunststof als verpakkingsmateriaal neemt toe, terwijl de hoeveelheid glas en metaal ongeveer stabiel blijft.

De dilemma’s

De focus van de verpakkende industrie lag de afgelopen jaren op recycling. Voor kunststof is dit het meest uitdagend. Vanaf 2008 is in Nederland een inzamel-, sorteer- en recyclinginfrastructuur opgezet en nu kunnen we grofweg de helft van de kunststofverpakkingen recyclen. Meerdere bedrijven gingen aan de slag om hun kunststofverpakkingen opnieuw te ontwerpen voor recycling. Miljoenen verpakkingen in tienduizenden bedrijven moeten worden her-beoordeeld en vaak aangepast. Dat geeft een gefragmenteerd beeld. Een paar bedrijven zijn klaar. De meeste zijn nog druk doende en stuiten vaak op dilemma’s. Ten slotte is er nog kleine groep bedrijven die het op zijn beloop laat. De dilemma’s variëren sterk. Sommige zijn technisch van aard: te kleine verpakkingen, verpakkingsmachines die niet geschikt zijn voor het alternatieve materiaal, sterke houdbaarheidsreductie, etc. Andere botsen met het marketingbeleid: de wens voor transparant materiaal, kleurgebruik, labelgrootte, etc. of hebben een meer organisatorisch karakter, zoals productie in Azië en onwil om daar verpakkingen te veranderen voor alleen de Nederlandse markt.

Nog geen kringloopeconomie

Om daadwerkelijk tot meer circulair materiaalgebruik te komen, gaat het er niet alleen om of de verpakking recyclebaar is en gerecycled wordt, maar ook om waar het kunststof vandaan komt. En juist daar liggen grote kansen om de koolzuuruitstoot te verlagen. Enkele bedrijven hebben klimaatplannen en doelstellingen om de voetafdruk van de verpakkingen te verlagen. Zij willen graag ofwel food-grade (voedselveilig) recyclaat ofwel hernieuwbare kunststof om die doelstelling te verwezenlijken. Goedgekeurd food-grade PET recyclaat is nu beschikbaar. Food-grade PE en PP recyclaat, helaas, nog niet. Dat laatste heeft te maken met de strenge interpretatie van de regelgeving op dit gebied; de Europese voedselveiligheidsorganisatie (EFSA) werkt voor de beoordeling van de voedselveiligheid van recyclaat met een zeer conservatief protocol. Dat maakt dat bedrijven gaan zoeken naar biobased oplossingen. Voor PE zijn er biobased alternatieven, voor PP nauwelijks. Bedrijven die PP voedselverpakkingen op de markt zetten en hun voetafdruk willen verlagen, staan daarmee schaakmat. Een opening kan zijn om sector-breed PP te gaan vervangen door bijvoorbeeld het biobased PLA en gelijktijdig de sorteer- en recyclingbedrijven daarop af te stemmen. Dat zou meerdere voordelen hebben. Ten eerste een forse daling van de CO2 uitstoot, minder afhankelijkheid van fossiele aardolie en een PLA-afvalstroom die via de-polymerisatie food-grade te recyclen is. Maar goed, zo’n grote stap vereist instemming van alle ketenpartners en die is er nog niet.

Tegelijkertijd stijgen de kosten van het hele afval- en recyclingsysteem, wat zich vertaalt in stijgende tarieven bij het Afvalfonds voor het op de markt brengen van kunststof verpakkingen. Een deel van het verpakkend bedrijfsleven kan de prijs van zijn producten verhogen en schuift de kostenstijging door naar de consument. Een ander deel kan dit niet. Zij komen klem te zitten. Kortom, we hebben in Nederland stappen gezet naar een recyclingeconomie voor kunststoffen, maar van een kringloopeconomie is nog slechts beperkt sprake. Bovendien zijn de systeemkosten fors. Om doorbraken te forceren is meer dwang, visie en samenwerking noodzakelijk. 

©Scott Maxwell LuMaxArt/shutterstock.com 

Europa laat van zich horen

Op Europees niveau is de situatie aanzienlijk problematischer. Uit een recent OECD rapport blijkt dat de groei in kunststof-recyclingcapaciteit in Europa de groei in afvalproductie nauwelijks kan bijbenen. Ook is er nog geen kentering te zien in de vervuiling van land en zee met plastic afval. Ten slotte ontkoppelen we niet van ruwe aardolie, zodat de CO2 uitstoot hoog blijft.

De Europese Commissie is er in de woorden van Diederik Samson “klaar mee”. De beleidsambtenaar van dienst, mevrouw Desgreès de Loû uitte zich in vergelijkbare termen: “Het verpakkingsafvalbeleid van de EU heeft gefaald”. Daarom gaat de EU ingrijpen met nieuwe wetgeving, die zo gedetailleerd is, dat het veel impact gaat hebben op de industrie. De richtlijn voor eenmalig bruikbare kunststofartikelen (Single Use Plastics - SUP) van 2019 was de eerste stap. De herziening van de verpakkingsafvalregulering (Packaging and Packaging Waste Regulation - PPWR) zal de tweede zijn. Voor de EU is de SUP-Richtlijn een enorm succes. De kunststofartikelen die het meest op de Europese stranden werden aangetroffen, worden nu verboden en zijn binnenkort geen probleem meer. Bovendien is de Europese commissie blij met de publieke discussie en de bewustwording die op gang is gekomen naar aanleiding van de SUP richtlijn. 

Effecten van de SUP-Richtlijn

De SUP-Richtlijn wordt nu in de verschillende lidstaten vertaald in nationale wetgeving en daar zijn de eerste -opmerkelijke- verschillen zichtbaar. Uit voorlopige ‘guidance’ documenten blijkt dat dezelfde levensmiddelverpakkingen in het ene land wel als SUP worden gezien en in het andere land juist niet. Ook kan hetzelfde kunststofbakje aan twee verschillende bedrijven worden verkocht en in het ene bedrijf gebruikt worden als SUP en in het andere als geen-SUP. Begrijpt u het nog? Consultants en juristen zijn er druk mee. 

Inmiddels worden er diverse ‘oplossingen’ aangeboden, zoals flexibele kunststofverpakkingen, metaalverpakkingen, en kartonverpakkingen waarin de coating dusdanig dun is dat deze nauwelijks aan te tonen is. Waarvan de eerste twee inderdaad geen SUP’s zijn naar de letter van de wet. De kartonverpakkingen met zeer dunne coatings zijn formeel wel een SUP, maar dat is heel lastig aan te tonen. Verder zijn alle drie níet noodzakelijkerwijs beter voor het milieu. En was dat niet het doel van de SUP- Richtlijn? 

Een nieuwe PPWR met grote gevolgen

Hoe dan ook, Brussel heeft de smaak te pakken. Door de SUP-Richtlijn zijn oeverloze discussies in beweging gekomen, veranderen gebruiksartikelen zichtbaar, is er maatschappelijk debat over en volgt er volgens de commissie bewustwording. Eind vorig jaar werd het vervolg geopenbaard: de concepttekst van de nieuwe PPWR. De doelstellingen hiervan zal iedereen omarmen; minder CO2 uitstoot, minder plasticvervuiling en minder afhankelijkheid van ruwe aardolie. De vraag is echter of deze hogere doelen wel gehaald worden met het beleid dat nu wordt voorgesteld. Omwille van de leesbaarheid noemen we slechts enkele doelstellingen: 

  • Alle verpakkingen moeten vanaf 2030 herbruikbaar of recyclebaar zijn. 
  • Vanaf 2030 moet er 30% recycled content (recyclaat) zitten in PET verpakkingen voor contact-gevoelige producten (levensmiddelen, farma, cosmetica), 10% recycled content in niet-PET verpakkingen voor contact-gevoelige producten en 35% in andere kunststofverpakkingen. 
  • Vanaf 2030 moet 10% van de flessen voor water, sap, frisdrank herbruikbaar zijn en vanaf 2040 moet dit 25% zijn. 
  • De totale hoeveelheid kunststofverpakkingsafval dat in een lidstaat op de markt is gebracht in 2030 moet met 5% zijn gedaald ten opzichte van 2018. 

Beperkte keuzevrijheid

In deze nieuwe doelstellingen vallen ons enkele zaken op. Ten eerste, de commissie schrijft nu voor dat enkele specifieke producten gedeeltelijk in herbruikbare verpakkingen op de markt moeten worden gebracht. Nu kunnen hergebruik-systemen prima functioneren; de BNR fles van de Nederlandse bierbrouwers is daar een goed voorbeeld van. Drankbedrijven die gedwongen worden een zeker percentage herbruikbare flessen in roulatie te houden, moeten goed nadenken hoe ze juist die flessen of merken kiezen waarmee ze de doelstelling halen zonder ongewenste neveneffecten. Uit studies blijkt dat voor de meeste hergebruik-systemen er tenminste 10 omlopen moeten worden verwezenlijkt om minder CO2 uitstoot te veroorzaken dan de overeenkomstige eenmalige verpakkingen. Dit komt overeen met een retourpercentage van minimaal 90%, wat in de praktijk alleen met een statiegeldsysteem gehaald kan worden. Voorts blijkt uit de literatuur dat de heen-en-weer transportafstand niet meer dan circa 150 km mag bedragen. Dat betekent dus dat dit alleen met lokale dranken kan worden verwezenlijkt en niet met importproducten als Spaanse wijn of Schotse whisky. De doelstelling van 25% hergebruik voor drankflessen in 2040 zal in de praktijk daarom slechts beperkte keuzevrijheid overlaten aan de sector in zijn geheel. 

©Kanittha Boon/shutterstock.com

Ingewikkelde puzzel

Verreweg het meest opmerkelijk in de nieuwe regelgeving, zijn de hoge recycled content (gebruik van recyclaat in nieuwe verpakkingen) doelstellingen voor de diverse verpakkingsvormen. Omdat EFSA nu een drievoudig conservatieve beoordelingsmethodiek hanteert voor grondstof-recyclingproces-combinaties en de Europese Commissie de EFSA adviezen onverkort over lijkt te gaan nemen, is het bijna uitsluitend mogelijk om gerecycled PET te gebruiken in nieuwe levensmiddelverpakkingen; andere materialen voldoen niet aan de strenge eisen. De onlangs gereviseerde richtlijn 1616/2022 verandert hier niks aan. Gelet op het hoge aandeel levensmiddelenverpakkingen (~twee derde deel van de kunststofverpakkingen), betekenen deze hoge doelstellingen dat nagenoeg alle non-food kunststofverpakkingen hoge gehaltes recyclaat moeten bevatten en dat de recycling van PET flessen naar food-grade PET gemaximaliseerd moet worden. Dit op zich wordt al een ingewikkelde puzzel en krap aan. Maar dat is nog niet alles. Omdat gelijktijdig een deel van de goed tot voedselveilig materiaal te recyclen PET flessen herbruikbaar moeten worden, wordt het nagenoeg onuitvoerbaar met de huidige technologie en regelgeving. De combinatie van een hoog gehalte aan recycled content en een hoog hergebruik, is dan ook zeer uitdagend.

Dubbele moraal

De dubbele moraal rond voedselveiligheid valt hierbij op. Voor recyclaat is er een uitgebreide richtlijn (EU 1616/2022) en een zeer conservatief beoordelingsprotocol van de EFSA. Voor herbruikbare flessen is die er niet; daar is het de zorgplicht van de bottelaar. Uit jarenlange ervaring is bekend dat glazen flessen met hete loog veilig schoongemaakt kunnen worden. Bij kunststoffen als PET moet echter de was-temperatuur en de alkaliniteit worden verminderd om het kunststof niet te sterk aan te tasten. Als een meermalig bruikbare PET fles door consumenten wordt misbruikt (door er bijvoorbeeld terpentine in te doen), zal deze schoonmaakprocedure niet alle ongewenste stoffen eruit kunnen halen. Het voedselveiligheidsrisico ligt nu bij de bottelaar. Dit is fundamenteel anders dan bij mechanische recycling. Hier wordt de eenmalige PET fles gemalen, wordt het maalgoed eerst hoog alkalisch gewassen, vervolgens bij hoge temperaturen uitgedampt om er tot slot weer een fles van te blazen. Met die door de EFSA geborgde procedure kunnen wel alle verontreinigingen in voldoende mate uit de flessen worden gehaald. Waarom eist de Europese Commissie dan hergebruik voor drankflessen? Circulariteit in de meest zichtbare vorm (hergebruik) lijkt het politieke hoofddoel te zijn geworden.

Meer bureaucratie

Als deze PPWR onverkort doorgaat, gaat ook de rol van het Afvalfonds veranderen. Niet alleen wordt dan de bureaucratie fors uitgebreid om alle subdoelstellingen te gaan meten en rapporteren. Om aan deze regulering te gaan voldoen, moet er bovendien in detail regie worden gevoerd over de hele kringloop. Dus, de vrijheid van recyclingbedrijven om hun recyclaat aan de hoogste bieder te verkopen zal moeten vervallen en verpakkende bedrijven mogen niet meer zelf bepalen of ze wel of niet recyclaat inzetten. Dit lijkt een recept voor eindeloze organisatorische en juridische strijd.

Hoofddoelen centraal stellen

De aanval is de beste verdediging. Het is stilte voor de storm. Nu deze concept-PPWR ter consultatie rondgaat in de lidstaten, is het zaak dat de verpakkende industrie de hoofddoelen weer centraal stelt: reductie uitstoot broeikasgassen en het tegengaan van verdergaande planeetvervuiling. De levensmiddelenindustrie zal dus het voortouw moeten nemen. Hiervoor moet zij zelf de hernieuwbare grondstoffen gaan inzetten. Het sorteer- en recyclingsysteem zal aangepast moeten worden, zodat hier food-grade recyclaat uit geproduceerd gaat worden. Afwachten en het op zijn beloop laten zal uiteindelijk een veel duurder en ingewikkelder systeem opleveren. 

www.wur.nl

Hoofdbeeld: ©Mockup Cloud/shutterstock.com

Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2023