Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven lopen risico door de effecten van klimaatverandering. Dat stelt ABN Amro in een recent rapport. Rob Morren: “Het wordt voor hen een grote uitdaging om de komende decennia flexibel en snel in te spelen op de gevolgen van klimaatverandering. Om grip te krijgen, is het verstandig om een impactanalyse te maken.”
Welke ingrediënten en producten zijn voor de Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven het meest kwetsbaar voor klimaatverandering? En wat zijn daarvan de gevolgen voor deze industrie? De sectorspecialisten van ABN Amro onderzochten het aan de hand van invoerdata van het CBS en de klimaatkwetsbaarheid-index van het Notre Dame Global Adaptation Initiative. Ook brachten ze in kaart van welke producten de leveringszekerheid extra kwetsbaar is doordat ze uit een beperkt aantal landen komen. Sectorspecialist en medeauteur van het rapport Rob Morren geeft een toelichting.
“Dertig tot veertig procent van de producten die we importeren, is afkomstig uit landen buiten de Europese Unie. Belangrijke invoerlanden zijn Brazilië voor onder meer vlees, groente, fruit en granen; Ivoorkust voor koffie; en Peru en Zuid-Afrika voor groente en fruit, zoals avocado’s en druiven. Al deze landen zijn gevoelig voor klimaatverandering.”
“Koffie en cacao staan wel bovenaan de lijst. Deze producten komen uit een beperkt aantal landen en de omstandigheden waaronder deze gewassen groeien worden steeds uitdagender. Uit een consumentenonderzoek blijkt bovendien dat koffie hét product is dat mensen het minst kunnen missen: 60% zegt niet zonder te kunnen. Daardoor is men wel weer bereid er wat meer voor te betalen. Maar mensen zullen ook moeten gaan accepteren dat bepaalde producten door klimaatverandering gewoonweg soms niet beschikbaar zijn, duurder worden of een andere kwaliteit hebben. Het is niet altijd op te lossen door de sector. Je kunt als producent of retailer niet door allemaal hoepels blijven springen om het product maar beschikbaar te houden.”
Hij pakt een matrix uit het rapport erbij en vervolgt: “De omvang van de import en de directe consumentenvraag zijn echter niet altijd bepalend voor de impact voor fabrikanten. Kijk bijvoorbeeld naar het ingrediënt vanille; daarvan worden geen grote hoeveelheden gebruikt, maar het is wel een belangrijke smaakmaker. De impact voor fabrikanten zit hem ook in de mate waarin zij, als ze voor een alternatief kiezen, moeten gaan sleutelen aan recepturen of concessies moeten doen aan de kwaliteit.”
“Dat hopen we. Er zijn nog veel bedrijven nauwelijks met dit vraagstuk bezig. Dat komt doordat de ketens zó lang zijn, dat de schakel vóór hun het op dit moment wel oplost. Het probleem is soms echt onttrokken aan het zicht van de leverancier. Zij voelen de pijn niet. Niet direct. Nog niet. Maar uiteindelijk komt het ook op hún bordje terecht. Anderzijds zijn producenten die gevoelige producten als cacao, vanille of amandelen gebruiken, al lang bezig met de gevolgen van klimaatverandering in hun scenarioplanning: Stel dat de oogst mislukt; wat doen we dan met de kwaliteit, het aanbod, de prijs? Zijn er andere markten die opkomen, die op dezelfde grondstof gaan zitten? Maar ook dichterbij huis: een aanbieder van maaltijdsalades wordt nu al geconfronteerd met bepaalde slasoorten die door misoogsten minder beschikbaar zijn en waar dus een alternatief voor nodig is. De frequentie en hevigheid waarmee dit gebeurt neemt alleen maar toe.
“Het lastige met klimaatverandering is dat we wéten dat het natter, warmer, droger, extremer wordt… maar de modellen om exact te voorspellen wat dat betekent op akkerniveau, nog volop in ontwikkeling zijn. Dat maakt het complex. Wat je wél kan weten is bijvoorbeeld hoe de infrastructuur op de percelen waar jij je mango’s, avocado’s of maïs vandaan haalt, eruit ziet. En als je bekend bent met het feit dat het in een bepaalde periode veel gaat regenen, én dat de fabriek waar jij je ingrediënten vandaan haalt direct naast een rivier staat;… kan je er de donder op zeggen dat als jij niet voldoende maatregelen rondom die fabriek neemt, je een groot risico loopt. Dit continu moeten switchen tussen ingrediënten, de kwaliteit en beschikbaarheid ervan, vraagt om een groot aanpassingsvermogen van organisaties en productieafdelingen. Het kunnen anticiperen op deze toenemende onvoorspelbaarheid, wordt een competentie die bedrijven meer en meer moeten gaan ontwikkelen.”
“Het begint met bewustwording” stelt Rob. “Neem je medewerkers mee in wat klimaatverandering is, en verzamel kennis en data over wat de effecten ervan zijn of kunnen zijn op jouw bedrijf, vóórdat je in oplossingen gaat denken. Bespreek daarnaast ook de impact met jouw eigen toeleveranciers en afnemers. Vooral met afnemers is het belangrijk om verrassingen te voorkomen en mogelijk zelfs samen naar oplossingen te zoeken.”
“De grote versneller die dit denken stimuleert, is de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD),” benadrukt hij. “Die wetgeving dwingt levensmiddelenfabrikanten niet alleen te beschrijven wat de impact is van het bedrijf op de wereld, maar ook wat de impact is van de veranderende wereld - waaronder klimaatverandering- op de operatie van het bedrijf. Feit is dat alles wat we afgelopen decennia hebben uitgestoten, ingebakken zit in ons klimaat. Dat halen we er niet even in twintig jaar weer uit, zelfs niet als we vandaag zouden stoppen met het uitstoten van alle broeikasgassen. Tegelijkertijd moeten we nú ook stappen zetten om te voorkomen dat het nog erger wordt. De effecten van klimaatverandering worden heviger en komen dichterbij, maar de hypothetische situatie die daardoor kan ontstaan, moet je door CSRD nu al gaan beschrijven. Je moet antwoorden hebben op vragen als ‘Welke grondstoffen komen onder druk te staan? Wanneer zal dat gebeuren? En ‘Wat is het effect daarvan op mijn operatie en daarmee op de financiële weerbaarheid van mijn bedrijf?’”
Hij is even stil. “Wij hebben het nu over ingrediënten en bedrijven. Maar lokale community’s waar je grondstoffen vandaan komen, hebben óók last van de gevolgen van klimaatverandering. De leefomgeving van lokale arbeiders verandert immers ook.”
“Ja. De verantwoordelijkheid van bedrijven gaat verder dan alleen het veiligstellen van hun producten en productie. We moeten ook oog hebben voor de ecosystemen daaromheen en voor de mensen rondom productielocaties. Zij ondervinden de directe gevolgen van klimaatverandering. Dit ethische component gaat steeds belangrijker worden.”
“Inkopers spelen een cruciale rol in het waarborgen van de stabiliteit van de grondstoffenvoorziening. Zij kunnen, eventueel in samenwerking met een daarin gespecialiseerd adviesbureau, onderzoeken of de ingrediënten bij andere leveranciers of uit andere landen zijn in te kopen en welke substituten beschikbaar zijn. Kunstmatige intelligentie kan daarbij ondersteuning bieden; door betere weersvoorspellingen te combineren met lokale eigenschappen van productie, kun je betere voorspellingen maken. Inkopers spelen bovendien een essentiële rol in het opzetten van langetermijnrelaties met leveranciers en investeringen in klimaatbestendige productiemethoden. Maar dit probleem ligt niet alleen op het bordje van de inkopers. Een belangrijke stap is het opstarten van een multidisciplinair team.”
“Fabrikanten moeten vaker gaan communiceren over een andere receptuur, prijsverhoging of het niet kunnen leveren van producten. Het is de taak van de communicatieafdeling om daarover transparant te zijn naar afnemers en consumenten. Zij zijn daarom een belangrijk onderdeel van je team. Omdat je vaker moet switchen tussen ingrediënten, moet er natuurlijk ook iemand van de afdeling productontwikkeling in het team zitten; zeker bij fabrikanten van samengestelde producten. Je wil niet dat de smaak, bite en veiligheid van je product veranderen. Veder spelen de logistiek managers een belangrijke rol. Stormen, extreme droogte en overstromingen kunnen ervoor zorgen dat wegen onbegaanbaar zijn of productielocaties onbereikbaar worden. Dat veroorzaakt enorme disrupties in supply-chains.”
“De contracten met supermarkten zitten vaak helemaal dichtgespijkerd met strakke SLA’s. Overmacht is daar een aspect van. Daar konden fabrikanten zich tijdens de coronapandemie op beroepen. Maar hoe definieer je ‘overmacht’ bij klimaatverandering? Wanneer is daar sprake van? Als producten niet beschikbaar zijn door extreme regenval? Of heb je het dan gewoon niet goed voor elkaar als leverancier; omdat je geen goede noodscenario’s hebt klaarliggen met alternatieven, of duo- of triple sourcing? Ik heb daar geen antwoord op. Maar er zullen meer en meer discussies hierover tussen fabrikanten en retailers plaatsvinden.”
“Alleen als we verwachten dat de uitkomst voldoende contrasterend is met wat we nu hebben gezien. Maar ik denk dat wat er nu staat, over drie, vier jaar, nog steeds relevant is…”
“Voor ons is dit onderzoek nu een haakje waarmee we met klanten in gesprek kunnen gaan. Wij als bank vinden het belangrijk om te kijken naar het effect van klimaatverandering op bedrijven. De fysieke risico’s door klimaatverandering zagen soms echt de poten onder het verdienmodel weg, ondermijnen de financiële gezondheid van bedrijven. Wij hebben er dus belang bij dat klanten hierop anticiperen. Maar dat willen zij natuurlijk zelf ook. Ze willen niet out of business zijn. Productielijnen moeten blijven draaien, stilstand kost geld. Door risico's goed in kaart te brengen en alternatieven voor bepaalde ingrediënten of routes klaar te hebben liggen, minimaliseer je als bedrijf de down time. Waarbij het niet alleen draait om de risico’s zélf, maar ook om de weerbaarheid tegen risico’s waar je binnen je keten naar moet kijken. Om dat goed in kaart te brengen, heb je je partners nodig. Dat wil ik de branche nog wel meegeven: samenwerken in de keten wordt écht steeds belangrijker.”
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2024