Een klant belt met een probleem: ‘Mogelijk is er een restje zoutzuur in ons product terechtgekomen, veroorzaakt door schoonmaakwerkzaamheden. We weten het niet zeker. Wat moeten we doen?’
Certificerende Instellingen (CI) die bij food bedrijven audits doen, stellen veel eisen. Dat is goed: het houdt ons allemaal scherp en de kwaliteit hoog. Helaas stellen ze ook nogal eens onmogelijke eisen. Vanzelfsprekend mogen er geen schoonmaakmiddelen in voedingsproducten terechtkomen, maar dat een bedrijf moet kunnen aantonen én valideren dat er geen zuur in het product is gekomen, is onmogelijk. Het is in een analyse eenvoudigweg niet aantoonbaar. Soms vraag ik me af: weet de CI waarom het gaat, of volgen ze blind een protocol?
Allereerst lijkt het me logisch dat producenten uitsluitend foodgrade schoonmaak- en reinigingsmiddelen gebruiken. Ten tweede dat alle procedures geborgd zijn. Laten we gewoon ons gezond boerenverstand gebruiken.
Feit is dat de zoutzuur-resten van schoonmaakmiddel in zeer lage concentraties in het product niet te meten zijn. Deze stoffen reageren heel snel weg. Bovendien is een beetje zuur helemaal niet zo erg, tenminste niet voor onze gezondheid. We eten ook salades met een azijndressing, of doen een citroentje in ons water.
Terug naar de klant. In het bovenstaande geval lijkt mij een test op smaakafwijking veel zinvoller. Want hoewel voor de voedselveiligheid een fractie foodgrade schoonmaakmiddel in het product geen probleem is, voor de smaak kan het funest zijn.
Als de consument jouw product proeft en denkt: ‘Bah, vies!’, wordt het heel lastig om je imago weer op te poetsen.
Pieter Vos
Directeur Nutrilab
Bron: © Vakblad Voedingsindustrie 2018