Zo worden plantaardige ketens sterker
Ondernemers sociëteit voedingsindustrie
B2B Communications
Wallbrink Crossmedia
Kijk ook eens op

Zo worden plantaar­dige ketens sterker

  • 10 februari 2025
  • Door: Judith Witte

Dit verhaal gaat over de kracht van de som der delen. Bart, Jeroen en Jaimy hebben drie heel verschillende beroepen, maar samen een gedeelde missie: voorwaarts gaan met plantaardige lokaal geteelde eiwitten met én voor Nederlandse eiwitboeren. En dat werpt zijn vruchten af.

Bart Grobben is samen met zijn broer Tom oprichter van ‘De Nieuwe Melkboer’. Zij maken een heerlijke yoghurt van de soja die zij zélf telen. Maar hoe krijg je die yoghurt (en soortgelijke producten) op het bord van de Nederlandse consument? Jeroen Willemsen, Innovation Lead Protein Transition van Foodvalley, zet zich met zijn team in om boeren als Bart en Tom te ondersteunen op hun zoektocht naar afzetkanalen. En Jaimy Franken, Senior Category Manager bij Jumbo Supermarkten, doet haar best om meer lokaal en plantaardig in de schappen van de supermarkt te krijgen. 

We beginnen het verhaal hélemaal aan het begin van de keten; bij Bart en Tom. De twee broers groeiden op op het melkveebedrijf van hun ouders, tot het tijd was de vleugels uit te slaan. Allebei woonden en studeerden ze een tijdje in de Randstad. Bart: “Daar constateerden we dat de markt voor plantaardige zuivelalternatieven behoorlijk volwassen was. Wat we ook zagen was dat mensen Nederlandse melk van de Hollandse koe uit duurzaamheidsoverwegingen, of wat voor reden dan ook inwisselen voor een plantaardig alternatief. Maar die alternatieven komen bijna allemaal van ver weg! Toen ontstond het idee: ‘Dát moet toch ook lokaal kunnen?’ We wilden blijven ondernemen, net als onze ouders, en in eerste instantie de melkveehouderij overnemen. Maar ons bedrijf moest óók passen bij de uitdagingen van deze tijd.” 

Verlichting en focus

Zeven jaar geleden begonnen ze met het telen van soja. “Toen dat lukte, besloten we met onze oogst sojamelk te gaan maken. We ontwikkelden een heel lekkere melkreceptuur, maar de markt voor plantaardige melk bleek best groot. Met plantaardige variaties op yoghurt konden we meer toegevoegde waarde bieden. Dus dat zijn we toen gaan doen.” Dat klinkt bijna alsof het makkelijk was. Een paar jaar lang runden ze, samen met hun ouders, zowel de sojateelt als het familie-melkveebedrijf. “Gaandeweg ontdekten we dat twee bedrijven tegelijk runnen te veel is. Drie jaar geleden namen we daarom de moeilijke beslissing om al ons vee te verkopen”, vertelt Bart. Die beslissing namen ze niet alleen; hun ouders stonden er gelukkig helemaal achter. “Boer zijn is ook gewoon ‘ondernemer zijn’,” vervolgt hij. “Kijken waar kansen liggen. Het melkveebedrijf voortzetten, en daar met twee gezinnen een goed inkomen uit halen, was ook een uitdaging geweest. Los van het feit dat onze passie niet dáár, maar bij de plantaardige tak lag, was het maar de vraag of ons dat zou lukken met de huidige ontwikkelingen en regelgeving. Toen de koeien weggingen, kwam er verlichting en focus; we konden een productieruimte voor plantaardige zuivel bouwen in de voormalige veestal.”

Het kostte Bart en Tom een paar jaar aanlooptijd voor hun soja goed genoeg was om te gebruiken voor de humane industrie. “Je moet met veel zaken rekening houden,” legt de jonge boer/producent uit. “Met hoe je het teelt, droogt, schoont, opslaat, enzovoort. Daar was voor de Nederlandse situatie nog niet veel over bekend en de kennis die er was, was versnipperd. Nederlandse soja verschilt qua smaak niet veel van soja uit het buitenland, maar wel qua eiwitgehalte; dat ligt een paar procent lager. Wilden we een bepaald eiwitpercentage in onze yoghurt, dan moest de receptuur vanaf het begin op orde zijn; op basis van Nederlandse soja. Gelukkig konden we in het begin, toen we nog niet voldoende eigen oogst hadden, Nederlandse soja inkopen bij andere boeren.” Bijzonder is dat De Nieuwe Melkboer de héle sojaboon in hun receptuur verwerkt. Ze hebben een manier bedacht om de vezelrijke pulp, okara, direct te gebruiken. Daardoor bevat hun yoghurt naast eiwitten ook heel veel vezels.

Op de vraag wat ze - met de kennis van nu - achteraf anders hadden aangepakt, schiet Bart in de lach: “Dat vraag ik mezelf ook wel eens af!” Na enig nadenken antwoordt hij: “Dat we begonnen vanuit ons eigen landbouwbedrijf had voor- en nadelen. Voordeel was dat we veel in eigen hand hadden, nadeel dat we alles zelf moesten uitzoeken. We waren echt aan het pionieren. Iedere volgende fase waarin ons bedrijf zich ontwikkelde, vroeg om andere kennis en expertise. Steeds opnieuw moesten we daar weer de juiste mensen bij vinden; en daar gaat veel tijd overheen. In latere fases zijn we samenwerkingen aangegaan, onder meer met Friesland Campina, Agrifirm, Foodvalley en de Bean Deal. Dat waren voor ons cruciale stappen. Zij hebben ons mede gebracht tot waar we nu staan.” Op dit moment zitten de broers midden in een nieuw project, Plant Protein Forward (PPF), een initiatief van Foodvalley, Rabobank en het Interprovinciaal Eiwitoverleg. PPF helpt Nederlandse telers van plantaardige eiwitten vooruit, én  laat consumenten kennis maken met smakelijk, plantaardig duurzaam voedsel van Nederlandse bodem. Binnen het initiatief zijn, als pilot, een viertal ketenprojecten geselecteerd. Het doel is om meerjarige afzet vast te leggen voor de producten uit deze ketens. “Er worden constructieve en veelbelovende gesprekken gevoerd!” aldus een enthousiast Bart.

Entrepeneuring Apart Together

Jeroen Willemsen legt uit: “Afgelopen jaren zijn er allerlei keteninitiatieven gestart om de boer dichter bij de burger te brengen en voor boeren de deur te openen naar andere verdienmodellen. Die initiatieven blijven vaak steken bij de stap van teelt naar verwerking maar vooral van teelt naar afzetcreatie. Steeds meer boeren overwegen om eiwitrijke gewassen voor humane consumptie te telen, maar om het te gaan doen, moeten ze de oogst wel kunnen verkopen, en ook nog eens met een gezond verdienmodel. Die zekerheid kan maar beperkt worden geboden. Dus gaan ze het niet telen. Die vicieuze cirkel doorbreken we.”
De tweede verandering die PPF wil bewerkstelligen, is het korter maken van de ketens zodat de boeren er meer grip op hebben. “Dat kan door het verminderen van het aantal ketenschakels, maar ook door de boer te helpen zelf meer ketenregie te laten nemen,” vertelt Jeroen. “Bart en Tom hebben de héle keten in eigen hand, maar het kan ook minder extreem. Je kunt bijvoorbeeld je gewas door een derde partij laten malen - waarbij het jouw eigendom blijft-, om daarna zelf het meel door te verkopen. Dat is een minder ingrijpende constructie.”

Hoe het werkt? “Samenwerkende boeren dienen een hulpvraag in bij PPF. In het geval van De Nieuwe Melkboer en de actieve telers van soja daarachter: ‘We willen dat onze yoghurt van Nederlandse soja bij een grote retailer kan worden afgezet. Hoe doen we dat?’ Bij die hulpvraag zoeken we iemand met de juiste ervaring en expertise om de boer te begeleiden; de ‘ketenversterker’. Die persoon wordt minimaal een half jaar onderdeel van het team. Zowel de boeren als de ketenversterker krijgen een eerlijke vergoeding voor hun inzet,” zo vat Jeroen de werkwijze in een notendop samen.

Structurele partnerships

Maar het gaat veel verder dan dat: Plant Protein Forward – voortgekomen uit de Bean Deal - zet met de Entrepeneuring Apart Together (EAT)-methodiek in op het creëren van structurele partnerships: op samenwerkingen die tegen een stootje kunnen. Want in het schap komen is één; die plek behouden is nog veel moelijker. “Niet heel verrassend misschien, maar bij het opbouwen van zo’n relatie draait het om vertrouwen en om gunnen,” vervolgt Jeroen. “Daarvoor moet je transparant zijn, bijvoorbeeld over hoe kosten en marges eerlijk kunnen worden verdeeld.” 

Het heikele punt is dat edamame, lupine en soja uit Nederland vaak duurder zijn dan de grondstoffen die ver weg uit het buitenland worden gehaald. Ergens in de keten moeten de marges op een andere manier worden verdeeld, zodat de consumentenprijs uiteindelijk niet omhoog gaat én de boeren er een goed saldo aan overhouden. Dat is geen makkelijke klus. Een extra spanningsveld ontstaat doordat merken moeten betalen om in het schap van de retailer te komen en om promotie te krijgen; voor private labelproducten doet de retailer dat zelf. “Jongens als Bart en Tom hebben hard gewerkt aan hun eigen merkidentiteit; die willen ze niet zomaar loslaten, ook niet omdat als ze dat doen, ze tegelijkertijd inwisselbaar worden”, weet Jeroen. “De uitdaging is een acceptabele modus te vinden tussen private label en merkidentiteit. De ketenversterker heeft hierin een ondersteunende en adviserende rol.” 

“Boeren die aan de projecten deelnemen, hebben het lef om hun hoofd boven het (eiwit)maaiveld uit te steken. Het zijn ras-ondernemers, die in een heel andere wereld durven te stappen: ze zitten nu aan onderhandelingstafels met inkopers van groothandels of category-managers van verwerkers, groothandels en supermarkten. Het leren spreken van deze soms compleet andere ‘ondernemerstaal’, is een collectieve uitdaging. Het vergt tijd. Ik weet uit ervaring hoe uitdagend dat is, maar ook hoe bevredigend het kan zijn als je met de juiste partners, op het juiste moment - er komt ook geluk bij kijken - tot mooie deals komt. De ketenversterker helpt de boeren hun weg te vinden in deze nieuwe wereld. Opgedane kennis delen we met bijvoorbeeld de Producentenorganisatie Eiwitboeren van Nederland. We voorzien voor deze organisatie een cruciale rol in het sluiten van gezonde deals die recht doen aan de échte waarde van bonen uit Nederland.”

Unieke verschillen, andere uitdagingen

Behalve gezamenlijke uitdagingen kent elke keten ook unieke kansen en knelpunten; dat is het ‘Apart’-onderdeel van EAT. Jeroen licht toe: “Lupine bijvoorbeeld is een boon met een hoog eiwitgehalte, mooie kleur en compleet aminozuurprofiel. Tegelijk is het, net als soja, een declarabel allergeen én voor veel consumenten onbekend. Daarom zetten we voornamelijk in op het zoeken naar partnerships met afnemers die lupine al kennen én gebruiken. Die hoef je niet meer te overtuigen van de voordelen, en ze hebben het ingrediënt al op hun declaraties staan. De enige verandering is dat ze de grondstof uit Nederland gaan halen in plaats van helemaal uit Australië.” 

Terug naar de onderhandelingstafel met de supermarkt. “Edamame, lupine, veldbonen en soja zijn door de vastlegging van stikstof, opbouw van koolstof in de bodem en mobilisatie van fosfaat aantrekkelijke rotatiegewassen,” vertelt Jeroen. “Uit onderzoek van onze partner Carbon Cloud blijkt nu dat de footprint van Nederlandse bonen substantieel lager is dan van geïmporteerde bonen. Dit soort gegevens helpen in het verkoopgesprek. Je biedt daarmee een oplossing voor de uitdagingen waar ook retailers voor staan; zij hebben zich te houden aan nieuwe wet- en regelgeving zoals de CSRD. We delen onze inzichten en de trends die we signaleren met álle boeren in de ketens binnen ons project en helpen ze om die data te verwerken in een pitch.”

Jaimy Franken (Jumbo) haakt daar graag op in. Niet alleen liggen vanaf 17 februari drie plantaardige yoghurtvariaties van De Nieuwe Melkboer in 300 Jumbo winkels in Nederland; vanaf half maart wordt Nederlandse edamame namelijk als vriesverse variant verkocht bij ruim 700 Jumbo winkels in Nederland en België. Een primeur: niet eerder zijn edamame boontjes op deze schaal in Nederland geteeld en verkocht. “Verduurzaming van ketens vinden we belangrijk”, zegt ze. “Door de duurzame meerjarige samenwerking tussen Dutch Edamame en Jumbo – voortgekomen uit Plant Protein Forward - hebben telers een afzetgarantie, zodat eventueel tegenvallende opbrengsten van andere gewassen opgevangen kunnen worden. De boeren krijgen namelijk een goede prijs, en daarmee wordt een belangrijke drempel weggenomen voor telers. Het stelt telers als Harry’s Farm in Flevoland in staat om op te schalen met de teelt van edamame.” Een ander pluspunt voor de retailer is dat bij de teelt van deze edamame boontjes regeneratieve landbouw wordt toegepast. Dit is een integrale landbouwaanpak gericht op het herstellen en verbeteren van de gezondheid van ecosystemen en landbouwsystemen. Jaimy: “Het gaat verder dan duurzame landbouwpraktijken. Het gaat namelijk om actief werken aan het verbeteren van de bodemgezondheid, het vergroten van de biodiversiteit en het bevorderen van veerkracht tegen milieu-uitdagingen. Regeneratieve landbouwpraktijken omvatten onder andere minimale grondbewerking, groenbemesters en het gebruik van vaste planten. Met deze stap dragen we dus bij aan de verduurzaming van ons aanbod én ondersteunen we lokale telers. En het is ook een nieuwe stap om klanten te inspireren om hun maaltijden te verrijken met een lokaal geteeld, gezond en duurzaam product. Dat sluit perfect aan bij onze ambitie om steeds meer plantaardige en duurzame producten van dichtbij aan te bieden aan klanten.” 

Meer ambities 

Dát is een ambitie waar Bart blij van wordt. “Ook wij geloven in lokaal voedsel. Het is gewoon niet logisch om over grote afstanden met voedsel te slepen. Daarbij doel ik met name op de eiwitgewassen; daarin gebeurt in Nederland nog niet genoeg voor humaan, het wordt allemaal geïmporteerd. We geloven trouwens niet in dat zwart-wit denken als het om dierlijk en plantaardig gaat; die kunnen prima naast elkaar bestaan, maar we moeten wel de balans herstellen. Wij willen daarom de plantaardige lokale keten van zuivelalternatieven in de benen helpen, zodat lokaal straks de meest logische keuze voor consumenten is. Dát is ons hoofddoel. Hoe dat zal gaan, is voor ons niet in beton gegoten. Misschien zijn er over tien jaar meer ketenversterkers, of richten we ons vooral op het vinden van de juiste telers. En als dit in Nederland lukt; wie weet: dan wordt ons bedrijfsplan een blauwdruk voor boeren die in het buitenland een soortgelijke lokale keten willen opzetten.” 

Jeroen: “We zijn positief verrast over hoe goed deze methode werkt. De Plant Protein Forward pilot ondersteunt inmiddels vier gewasketens in het vergroten van de afzet. Onze handen jeuken om meer ketens op te starten. Hopelijk kunnen we dat aantal verdubbelen als onze subsidieaanvraag, die we eind december hebben ingediend, wordt goedgekeurd. Dan kunnen ook de ketenversterkers langer aangehaakt blijven als onderdeel van een team. De markt voor plantaardige vlees- en zuivelalternatieven is enorm gegroeid afgelopen tien jaar, maar er is nog een grote slag te slaan in de lokale teelt. Dat is onze droom: voorwaarts gaan met plantaardige lokaal geteelde eiwitten: met en voor Nederlandse eiwitboeren.”

Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2025