De prijsverhogingen en stijgende winstcijfers van zowel de supermarkten als de multinationals laten we even buiten beschouwing. Veel pijnlijker en vaak ongemerkt voor de consument is de pijn die een doorsnee voedingsmiddelenproducent lijdt als gevolg van het uitknijpgedrag van de inkopers van de supermarktorganisaties.
Het maakt niet uit met wie ze te maken hebben. Blauw, geel, rood of discounter; ze zijn allemaal even erg. Het zijn de fabrikanten die jeuk krijgen op een plaats waar ze dat niet willen: hun portemonnee.
Dit is wat bijna alle supermarkten momenteel kraaien. Prijsvergelijkers zoals de Consumentenbond en Foodwatch laten soms zien dat de hardste schreeuwers juist de duurste supers zijn. Het is vaak moeilijk te controleren wie er gelijk heeft. Geschreeuwd wordt er zeker. Niet alleen in de reclamefolders, maar vooral in de achterkamertjes waar de prijsonderhandelingen plaatsvinden.
Uiteraard zijn de inkoopwaarden vertrouwelijk en daardoor uiterst ondoorzichtig. Een rondgang onder producenten laat duidelijk zien hoe schaamteloos de voorwaarden zijn opgesteld. Juridisch gezien lijkt er niets aan de hand omdat beide partijen een overeenkomst sluiten. Er is één grote adder onder het gras. De bepalingen mogen niet in strijd zijn met een splinternieuwe ‘OHP’ die op 1 november 2021 is ingegaan ter bekrachtiging van de EU richtlijn 2019 633. Deze nieuwe wet tegen ‘Oneerlijke Handelspraktijken’ is voer voor gehaaide juristen die naar mijn mening veel inkoopcontracten van de supermarkten ongeldig kunnen verklaren omdat zij in strijd zijn met de wet. Dit is te vergelijken met het idee dat ik met mijn buurman een contract opstel om de buit van onze bankoverval 50-50 te verdelen. Na een succesvolle afloop geef ik hem 10%. Buurman heeft geen poot om op te staan, omdat ons contract tegen de wet is.
In mijn boek ‘Leugens op mijn bord’ besteed ik vanaf pagina 13 uitgebreid aandacht aan de inkoopvoorwaarden.
Beeld: ©Setthawuth/shutterstock.com
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2023