Hoe krijgen we de schoonmaak van foodbedrijven op een mens- én voedselveilige manier uitgevoerd? Twee schoonmaakexperts vertellen openhartig over de worstelingen en dilemma’s die ontstaan bij het reinigen van productielijnen in de voedingsindustrie.
Een ongeluk zit in een klein hoekje; letterlijk en figuurlijk. “In de voedingsindustrie komt het geregeld voor dat er viezigheid, zoals een stukje vlees, achter in een machine of tussen een lopende band zit vastgeklemd,” vertelt Jan van der Heijden, commercieel manager van het schoonmaakbedrijf Kleentec. “Met spuiten alleen komt het niet vrij. Ik weet dat onze medewerkers dan soms rare capriolen uithalen om het tóch te verwijderen; gewoon omdat ze hun werk goed willen doen. Dat gaat heel vaak goed. Totdat het een keer fout gaat.”
Schoonmaakbedrijven worden geacht zich te houden aan de wet- en regelgeving die de Arbeidsinspectie heeft opgesteld. “Logisch,” vindt Jan. “Het beschermen van onze medewerkers staat ook voor ons áltijd voorop. Daar hameren we ook op in onze trainingen en instructies. Daarbij realiseren we ons dat we onze mensen vooral tegen zichzélf moeten beschermen, want het is bijna altijd door dienstbaarheid dat er incidenten plaatsvinden. We hebben niet alles in de hand.”
In 2021 vond er een triest ongeval plaats waarbij een medewerker een deel van zijn vinger verloor. “Het bevestigde iets wat we eigenlijk al lang wisten,” vervolgt Jan. “Ons werk tussen draaiende machines is een gevaarlijk werkterrein; ondanks alle preventieve maatregelen die je neemt, de instructies die je geeft en het toezicht dat je daarop hebt.
Naar aanleiding van dit ongeluk is er een contact ontstaan met de Arbeidsinspectie, waarbij we dit voorval uitgebreid geëvalueerd hebben. Dit natuurlijk met als doel om toekomstige incidenten uit te sluiten. Naast het menselijk drama is er ook een bedrijfseconomisch aspect in het geheel: van oplopende boetes tot een eventuele tijdelijke stillegging van de werkzaamheden. Daar wil je graag van wegblijven. Het dwingt je uiterst kritisch naar je eigen processen en werkzaamheden te kijken.”
“Maar de boetes zijn wel érg hoog,” vervolgt Hans van der Steen, business manager HDN. “Mede daardoor ontstaat het risico dat bedrijven niet alles melden, uit angst voor imagoschade of uit eigenbelang, waardoor onveilige situaties onder de radar blijven. Dit geeft een zeer ongewenste schijnveiligheid. Als onveilige situaties niet de essentiële aandacht krijgen die ze verdienen, worden de noodzakelijke maatregelen namelijk niet genomen. Dit is niet goed; het raakt alle mensen die betrokken zijn bij het bouwen, gebruiken en reinigen van de procesapplicaties.”
“Bij Kleentec gebeurt dat absoluut niet. Bij ons wordt alles gemeld,” verzekert Jan. “Bij ‘niet melden’ schieten we het gezamenlijke doel voorbij”, vindt hij. “Het hele idee van de ijsbergtheorie is dat juist door alle ongevallen en onveilige situaties te melden, écht ernstige ongevallen voorkomen kunnen worden; zeker als er ná een melding gelijk passende maatregelen worden genomen. Melden vergroot het veiligheidsbewustzijn. Dat is gewoon bewezen.”
Naar aanleiding van het genoemde incident volgde bij Kleentec een periode van intensief overleg met de Arbeidsinspectie. Jan: “Daarbij kregen wij als bedrijf de kans om te laten zien wat we allemaal aan preventie doen. Ook de risico-inventarisatie en evaluatie kwam daarbij aan bod. Die werd als ‘gedegen’ beoordeeld, net als het merendeel van de aanpak.” Naast het compliment over de gedegen aanpak, kwam er vanuit de Arbeidsinspectie ook belangrijke kritiek. “Ze zeiden: ‘Jullie dénken te weten hoe de machines moeten worden schoongemaakt, maar weten dat niet zeker. Jullie vragen de machinehandleidingen - waar de schoonmaakparagraaf een onderdeel van is – namelijk niet op.’ Daarop hebben we bij al onze ruim 100 klanten, met in totaal zo’n 130 locaties, álle machinehandleidingen opgevraagd… Dat bracht wel wat reuring met zich mee, kan ik zeggen,” grinnikt hij. “We hebben ze geïnventariseerd en in kaart gebracht wat we feitelijk doen en wat de handleidingen voorschrijven in de schoonmaakparagraaf. Op basis van die kennis hebben we bij diverse locaties onze schoonmaakmethodiek aangepast. Dát is wel het product van het gezamenlijk optrekken met en de constructieve houding van de Arbeidsinspectie. We ontdekten daarbij dat de richtlijnen voor de schoonmaakmethodes die machinefabrikanten schrijven, niet altijd even duidelijk en logisch zijn.”
“Dat brengt ons bij een derde knelpunt,” vervolgt Hans. “Het schrijven van werkbare reinigingsinstructies. Soms ontbreekt die instructie zelfs helemaal. Iedere handleiding, of die nou van een installatie of een vloerputje is, zou een helder omschreven paragraaf moeten bevatten waarin staat hoe de schoonmaker ervoor zorgt dat het resultaat bereikt wordt dat de klant wil.” De methodiek van Hygienic Design Network (HDN) is gebaseerd op de Europese normen en richtlijnen voor het ontwerpen, bouwen en installeren van machines en procesinstallaties in onder andere de voedingsindustrie (food). HDN borgt dat installaties in de voedselproducerende en -verwerkende industrie aantoonbaar voldoen aan Europese regelgeving. “Een van de struikelblokken is dat er geen eenduidige definities bestaan over wat precies ‘schoon’ is, wannéér iets schoon is, en wat een schoonmaker precies moet weten, kunnen en doen,” zegt Hans. "Er circuleren heel veel eigen interpretaties. Wat nodig is, is herkenning van de technische maatregelen die noodzakelijk zijn voor de betreffende mate van hygiëne en andersom. Wij vinden dat er erkenning moet komen van het vakmanschap dat noodzakelijk is om alle essentiële maatregelen op de juiste manier uit te voeren. Dit geldt ook voor een schoonmaker.”
Jan legt uit dat er vooral dilemma’s ontstaan omdat in het Arbobesluit (artikel 7.5 - lid 2) staat dat schoonmaken ‘energieloos’ dient te geschieden. Ofwel: ‘de stekker eruit’. Als dit niet mogelijk is, moeten er ‘doeltreffende maatregelen’ worden genomen om de werkzaamheden veilig uit te kunnen voeren. “Onduidelijk is echter wat ‘doeltreffende maatregelen’ zijn,” zegt hij. “Ook de machinebouwers schrijven in de bij de machine meegeleverde schoonmaakprotocollen meestal voor dat het schoonmaken spanningsloos moet gebeuren om risico op letsel te voorkomen. De lijn mag volgens de handleiding van de machinebouwer dus alléén in stilstand worden gereinigd. Maar in de voedingsindustrie verzamelt vuil zich nu eenmaal tijdens de productie tussen de bewegende delen van de machine of productielijn. Dat vuil laten zitten kan niet. Het vormt een enorm voedselveiligheidsrisico. Kijk naar Listeria-uitbraken. Als je die niet beheerst, gaat het verschrikkelijk mis en vallen er óók slachtoffers. Het is onmogelijk om bij volledige stilstand overal goed bij te kunnen. De enige manier om het vuil dat zich draaiend in een lijn nestelt te kunnen verwijderen, is door die lijn ook draaiend te reinigen. De Arbeidsinspectie en machinebouwers plaatsen de veiligheid voor de medewerkers op plaats één, waarmee het risico voor de schoonmaak van de lijn doorschuift naar de NVWA en de schoonmaakbedrijven. Die laatsten voelen zich voor ‘een duivels dilemma’ gesteld: het is immers hun taak de lijn voor de klant en de NVWA schoon op te leveren.”
Hans haakt daarop in: “In de samenleving is er veel aandacht voor het verbeteren van de verkeersveiligheid. Als ik naar het volgende dorp rijd, moet ik over drie drempels, in de wijk mag ik niet harder dan 30 km/u, het dragen van een autogordel is verplicht, net als een helm op de motor en scooter. Die maatregelen zijn heel terecht, en volledig ingeburgerd. Maar aandacht voor dit soort regels om de voedselveiligheid te garanderen, is minimaal, terwijl ook daardoor slachtoffers kunnen vallen. Daarom zijn we momenteel bezig om de Hygiëne Risicoanalyse (HRA) net zo onder de aandacht te brengen als de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).” De HRA omschrijft de risico’s en eventuele gevolgen voor de consument van producten die met diezelfde machines worden geproduceerd. Deze gevolgrisico’s zijn vaak minder duidelijk dan de directe gevolgen voor een operator of schoonmaker van die machine. Voedselveiligheid aanvullend op veiligheid; daarin zitten zowel de factor schoonmaken als de reinigbaarheid opgesloten.
In het commerciële traject bij Kleentec na de gunning wordt door de klant en voorafgaand aan de eventuele opstart altijd een RI&E gelopen. Door het intensieve contact met de Arbeidsinspectie, was er hiervoor bij Kleentec nóg meer aandacht dan voorheen al het geval was. “We waren uitgenodigd door een prospect, die vroeg of we een aanbieding konden maken voor de schoonmaak van hun productielocatie. We stelden een offerte op, brachten alle werkzaamheden in kaart, en er kwam een handtekening onder het contract. Daarop volgde onze gebruikelijke grondige risico-inventarisatie. Onze veiligheidskundige brengt tijdens de RI&E alle mogelijke gevaren in kaart en stelt passende maatregelen voor, om die risico's te beheersen. Toen ontdekte hij dat enkele machinehandleidingen door de bouwers tussentijds waren aangepast. In 2016 mochten de carrousels bijvoorbeeld nog draaiend gereinigd worden, maar in 2023 stond expliciet vermeld dat dat alleen spannings- en drukloos, dus in stilstand, mocht gebeuren. Wij vermoedden dat deze schoonmaakparagraaf was aangescherpt om vrij te blijven van juridische claims die wellicht met die schoonmaak samenhangen. Bedrijfseconomisch begrijp ik dat. Maar het maakt het voor ons heel lastig om ons werk goed te doen.” Bij navraag bevestigde de machineleverancier zijn vermoeden. Jan: “Ze zeiden; ‘we hebben hier een zware juridische afdeling op zitten die ons voorschrijft wat wij wel en niet moeten vastleggen’.”
Kleentec probeerde voor de potentiële nieuwe klant nog om een alternatieve oplossing te vinden door twee tornknoppen op de lijn te installeren, zodanig dat de twee schoonmaakmedewerkers die de lijn moeten reinigen, elkaar kunnen zien wanneer ze gelijktijdig hun eigen knop bedienen, waarop de lijn één seconde doordraait en het volgende stukje schoongemaakt kan worden. Dat herhaal je zo vaak als nodig is. “Maar ook deze oplossing stuitte op bezwaren van onze veiligheidskundigen. Die stelden dat hoe goed de oplossing ook bedacht was, er genoeg restrisico’s overbleven waardoor de medewerkers niet optimaal beschermd worden. Uiteindelijk hebben we de opdracht terug moeten geven. Wat zou het mooi zijn dat je in de toekomst een loket zou hebben waarbij je kunt aankloppen om te toetsen of de door jou bedachte oplossing voldoet aan de kwalificatie als omschreven in het Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 7.5 lid 2: ‘Indien het spanningsloos reinigen niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig uit te voeren.’ Dat is een enorm gemis.”
Hans is een groot voorstander van het maken van een hygiënerisicoanalyse vóórdat je een machine gaat bouwen. “Je moet daarbij alle risico's kennen die tijdens het reinigen van de apparatuur kunnen ontstaan. Als de opdracht niet volledig duidelijk is, krijg je interpretatieverschillen. Daar loopt het spaak,” benadrukt hij. “Machinebouwers maken allerlei aannames, die meestal niet stroken met de verwachtingen van de opdrachtgever. Er worden bij de reiniging in de voedingsindustrie bijvoorbeeld veel alkalische middelen en zuren gebruikt; die vreten de oxidehuid van roestvast staal op. Als je niet het juiste rvs voor die situatie gebruikt, gaat het mis. Er zijn ca. 220 soorten RVS, dus de kans dat het verkeerd gaat, is best aanwezig. Men denkt nog wel goed na over de buis en plaat die gebruikt wordt, maar als we bij de boutjes en moeren komen, wil men nog wel eens bezuinigen op het toegepaste materiaal. Er spelen veel eigen belangen mee, want iedereen wil winst maken. Bedrijven doen het zo goed als het moet, maar zo slecht als het kan.”
Er zijn gelukkig machinebouwers die het heel goed doen. Maar ook dan kan het nog goed fout gaan. Machines worden gebouwd en afgeleverd met een CE-normering. Zodra de klant echter eigenhandig onderdelen vervangt of aanpassingen doet, vervalt die CE-normering. De Arbeidsinspectie zal de machinebouwer dan niet meer verantwoordelijk houden bij een ongeval. “Voor de klant is de machine die ze kopen vaak een black box vol technische snufjes en maatregelen die er op het eerste gezicht heel onlogisch uitzien,” zegt Hans. “Als je niet begrijpt waarom die buis scheef zit, of dat gekke hoekje is aangebracht, kan dat tijdens een onderhoudsbeurt door een eigen technische dienst zomaar anders worden aanpast. Het gevolg: de machine kan daarna niet meer goed gereinigd worden.”
Dit soort kennis moet veel meer gedeeld worden, vindt hij. En dat probeert HDN-platform dan ook te doen. “Onze doelstelling is om mede met de opleidingen de communicatie tussen de verschillende partijen eenvoudiger en uniformer te maken. Daarvoor willen we die partijen met elkaar verbinden en ‘best practices’ schrijven waarmee we het gat kunnen dichten tussen techniek en technologie. Geen theoretisch verhaal, we kiezen voor een pragmatische benadering. De ‘best practices’ zetten we om in concrete lesmodules, zoals e-learnings of klassikaal onderwijs. We gebruiken ze ook voor het opzetten van reinigingsvriendelijke handleidingen die machinegebruikers kunnen gebruiken voor specifieke situaties, en voor ondersteuning bij een opleiding voor schoonmakers die beter aansluit op de technische eisen. Voor het opzetten van werkgroepen zoeken we steeds hulp van mensen met ervaring uit het werkveld.”
De boodschap is duidelijk: er is behoefte aan een gezamenlijke aanpak, zowel om de veiligheid van medewerkers structureel te verbeteren, als om de voedselveiligheid te garanderen. “We moeten sámen vaststellen welke maatregelen recht doen aan de veiligheid voor de mens; de operator, schoonmaker én consument”, vat Hans bondig samen.
De partijen om de tafel krijgen, is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Zowel de NVWA als de Arbeidsinspectie willen, en moeten, hun onafhankelijkheid behouden, en machinebouwers vermijden formele afspraken die hen juridisch kunnen binden. Jan besluit: “Een goede balans vinden tussen de regelgeving en de praktijk is geen gemakkelijke opgave. Wij staan klaar om met elkaar dat gesprek aan te gaan.”
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2024