Nieuw- en verbouw: Belangrijke afwegingen voor foodondernemers
Ondernemers sociëteit voedingsindustrie
B2B Communications
Wallbrink Crossmedia
Kijk ook eens op

Bouwen: Belangrijke afwegingen voor foodonder­ne­mers

  • 17 juni 2024
  • Door: Judith Witte

Je wil uitbreiden of renoveren. Dus je gaat bouwen! Zodra je díe beslissing hebt genomen, komen de vragen. Welke materialen kies je? Zijn die duurzaam? Wat betekent die keuze voor de brandveiligheid? Hoe zit het met de voedselveiligheid van de oplossing? Op welke energiebron gaat de fabriek eigenlijk draaien?... Waar haal je überhaupt je stroom vandaan? Bouwen in de food betekent héél veel keuzes maken. 

Het gebrek aan stroom en stroomaansluitingen is de grootste bottleneck in de sector; dat zal niemand verbazen. Het is dan ook gelijk het eerste knelpunt dat ter sprake komt aan de tafel waar Gerard Scherff, commercieel directeur bij K.I.M. Nederland, Cordy Volkers, partner en senior projectmanager Bessels Architecten & Ingenieurs, en Bas te Riele, commercieel projectmanager van Bouwbedrijf Aan de Stegge Twello, zijn aangeschoven. De mannen kennen elkaar goed van talloze samenwerkingen de afgelopen jaren: mooie bouwprojecten voor bedrijven in de voedingsindustrie. 

Bas merkt dat er een verschuiving in de markt plaatsvindt: “Brownfieldlocaties krijgen meer dan eens de voorkeur,” zegt hij, “omdat daar al elektra-aansluitingen zijn en een netwerk aanwezig is. Maar ook dan kan de capaciteit onvoldoende zijn. Wachttijden bij uitbreidingen kunnen oplopen tot 2 à 3 jaar. Stroom via andere kanalen genereren is natuurlijk mogelijk, bijvoorbeeld middels de energie van zonnepanelen. Dit levert meestal echter niet genoeg op en je kunt de overcapaciteit vaak niet terugleveren. Bij piekbelasting en in de winter is daarom soms de inzet van een aggregaat nodig. Lastig, want dat conflicteert weer met het stikstofbeleid.”
“Het is een vicieuze cirkel. Wil je het stikstofprobleem oplossen, dan moet je elektrificeren. Maar elektriciteit is op steeds meer locaties niet voldoende beschikbaar,” beaamt Cordy. “Bijzonder is dat er soms in één keer tóch een oplossing is, er wél een goede aansluiting komt en een nieuwe locatie ineens vlot getrokken wordt. Daar is helaas geen lijn in te trekken.”
Het knelpunt heeft echter ook een positieve kant, vindt de architect. “Partijen gaan hierdoor noodgedwongen creatiever nadenken over hoe ze slimmer met andere energiebronnen kunnen omgaan om de beoogde plannen te realiseren. We zien dat op brownfieldlocaties steeds vaker zonnepanelen in combinatie met accu’s met grote vermogens worden geplaatst; die kunnen de vraag opvangen in periodes dat er minder stroom is. Door de pieken af te vlakken, kun je toch bouwen en uitbreiden, én dezelfde aansluiting behouden. Een vrieshuis bijvoorbeeld werkt als een accu als het gaat om het vasthouden van de koude. Het vrieshuis kan periodiek worden uitgeschakeld om overbelasting het stroomnetwerk te voorkomen. ‘s Nachts, als de stroomvraag vanuit de buurt klein is, wordt de stroomvoorziening weer aangezet. Het is een praktische oplossing om de stroomvraag te reguleren.”

Foodgrade bouwen

Een tweede uitdaging, aldus Bas is “dat potentiële klanten zich vergalopperen in wat ze allemaal moeten doen om foodgrade te kunnen bouwen. Je moet als foodondernemer heel veel afwegingen maken. Prijsverschillen ontstaan puur op inhoud; dat maken wij in de eerste gesprekken gelijk inzichtelijk. Iedereen weet dat er in de fabriek een vloer, putten en goten moeten komen, maar hoe krijg je het water bij de goten en putten? Maak je de vloer vlak, en trek je het water met een trekker naar de putten toe? Dan is de kans groot dat er water op de vloer blijft staan. Of kies je voor de variant waarbij je op een betonvloer een tweede vloer legt op afschot volgens de hygiëne-eisen, waarbij je zeker weet dat het water ook écht de putten en goten inloopt? Welk riool leg je eronder? PVC, polyethyleen of RVS? Voor welke kwaliteit je kiest, maakt nogal wat verschil qua meterprijs, maar ook in kwaliteit en levensduur. Stort je de rioolbuis in zodat hij niet kan verzakken en verstopt kan raken, of hang je hem op aan banden? Dat laatste is goedkoper, maar je hebt meer risico op calamiteiten. Kies je voor een standaard deur of een van RVS? Wel of niet voor aanrijdbeveiliging? Niet doen is goedkoper, maar hoe hou je het dan in toekomst netjes? Een deurpost eruit rijden is duurder. Hoe ga je om met schoonloopzones binnen de fabriek als je personeel zich verplaatst van low- naar medium- en highcarezones? Misschien heb je nú geen probleem, maar wat als de hygiëne-eisen aangescherpt worden? Dan moet je daar nu al bouwkundige voorzieningen voor treffen; bijvoorbeeld dat personeel via een trappenhuis naar beneden loopt, in plaats van dwars door alle ruimtes heen. Wat de ondernemer wel of niet doet, is zijn eigen keus. Het is aan ons of het team dat we de ondernemer meenemen bij het maken van al dit soort afwegingen. Ze krijgen bij ons altijd een plek in het proces.”

Van links naar rechts: Gerard Scherff, Bas te Riele en Cordy Volkers.

Kiezen voor duurzaamheid 

Cordy: “Duurzaamheid en het groen inpassen van je pand in de omgeving speelt ook een steeds grotere rol. De trends hierin zijn om het pand natuurinclusief, biobased én demontabel te bouwen. Soms zijn eisen conflicterend aan elkaar: wil je foodsafe bouwen, dan moet je aan voedselveiligheidseisen voldoen. Hoewel een groot deel van de bouw losmaakbaar en demontabel is, wordt vanwege de voedselveiligheid de staalconstructie vaak nog ingestort. Als je de constructie bóvenop de vloer bouwt zodat je hem na 20, 30 jaar wel kunt demonteren, moet je heel goed nadenken over allerlei details. Een ander aspect vormt de instraling van de zon. Die is het grootst via het dak. Vaak wordt voor een witte dakbedekking gekozen vanuit de gedachte dat dit de warmtelast zal verminderen. Een wit dak is na een half jaar echter al grijs, en na een jaar zwart. Beter is het als de zonnestralen worden onderbroken; door zonnepanelen bijvoorbeeld. Je bouwt zo bovendien een dak met een enorme isolatiewaarde. Het glas van de panelen bevat een beschermende coating met een zelfreinigende werking, die vervuilen niet zo snel. Tegenwoordig bouwen we altijd daken met een verzwaarde constructie, zodat ze geschikt zijn om de panelen te kunnen dragen.”
“Ook de isolatiepanelen kunnen duurzamer worden uitgevoerd, vult Gerard aan: “Dat is van groot belang bij koel- en vrieshuizen. Hoe beter de isolatiewaarde, hoe minder energie je immers verbruikt. Zeker met de huidige energieprijzen is het heel interessant om dat eens goed onder de loep te nemen. Wij gebruiken nu QuadCore panelen, die een 10% hogere isolatiewaarde hebben dan PIR-panelen van onze vaste leverancier. Daardoor kunnen ze dunner en lichter zijn ten opzichte van traditionele PIR-panelen. Dat laatste scheelt bovendien aanzienlijk in de transportkosten, en dus ook in de daaraan gekoppelde CO2 uitstoot.”

Brandwerendheid en de verzekeraar

KIM Nederland werkt sinds een jaar of vijf met QuadCore sandwichpanelen. “Omdat deze een brandwerendheid tot één uur hebben, en een lagere rookreactie in vergelijking met andere traditionele PIR sandwichpanelen”, “Bovendien beschikken ze over het belangrijke FM Global 4882 certificaat. Volgens verzekeraar en certificeerder Factory Mutual geeft dat aan dat ze kunnen worden toegepast in ‘Smoke Sensitve Occupation’, zoals de voedingsindustrie,” aldus Gerard. “Er worden namelijk steeds hogere eisen gesteld aan brandveiligheid,” verklaart hij. “Bij een grote brand komen belangrijke zaken aan het licht. Als vannacht jouw pand afbrandt, kun je morgen niet produceren en uitleveren. Brandveiligheid gaat dus óók om bestaanszekerheid en om het waarborgen van de continuïteit van je bedrijf. Je moet als ondernemer brandveiligheid zelf willen; jouw bedrijf is een levensader, voor je medewerkers, klanten én jezelf.” Onlangs organiseerde KIM daarom een grote brandproef, op Urk. “Voor een stukje bewustwording, los van de regelgeving,” legt Gerard uit. “We lieten tijdens de proef het verschil zien tussen de brandreactie van isolatiematerialen die in het verleden veel gebruikt werden zoals Tempex en PUR en het materiaal dat we nu en in de toekomst gebruiken; QuadCore. De bezoekers waren echt onder de indruk, ik denk wel dat we ze wakker hebben geschud.”
Bas is het met hem eens dat het goed is om brandveiligheid een hoge prioriteit te geven. “Dat is vanzelfsprekend. Maar”, zo stelt hij, “verzekeraars stellen wel steeds meer eisen. Dat slaat de laatste tijd wel eens door. Zo eist een verzekeraar bijvoorbeeld dat niet alleen bij de nieuwbouw, maar ook bij de bestáánde bouw sprinkler wordt geïnstalleerd. Het lastige is dat de ondernemer dan in een bestaande productielocatie extra leidingen moet gaan inbrengen. Als er sanitaire plafonds liggen, kun je er op zich redelijk bij, maar sprinkler weegt relatief veel. Die plafonds zijn helemaal niet voorzien op het gewicht dat er dan bij komt.”
Cordy: “Sprinklerinstallaties zijn een kostbare optie bij hoogbouw en moeilijk inpasbaar bij een vrieshuis. Water en vriezen vormen nu eenmaal geen goede combinatie. Een zuurstof verlagend systeem is een gelijkwaardige brandveilige oplossing. Een laag zuurstofgehalte brengt echter veiligheidsrisico’s met zich mee voor de mens. Het kan alleen in gebouwen toegepast worden waar de automatiseringsgraad hoog is en er eigenlijk geen mensen naar binnen hoeven. Het stelt bovendien heel hoge eisen aan de luchtdichtheid van je gebouw.”
“Wij bouwen de luchtdichtste koel- en vrieshuizen van Nederland, dus dat hoeft geen probleem te zijn,” lacht Gerard. Hij vervolgt: “Terugkomend op die daken; verzekeringsmaatschappijen eisen ook steeds vaker dat je dakopbouw onbrandbaar is. Dat zou volgens hen met steenwol opgelost moeten worden. Maar steenwol is zwaar en heeft een slechte isolatiewaarde; het is niet geschikt voor de koel- en vriessector.”
Cordy: “Bij zonnepanelen op dak stellen verzekeraars en de veiligheidsregio ook hoge eisen.”
“Soms is het technisch niet realistisch wat er gevraagd wordt,” vindt Gerard. “Het moet wel betaalbaar blijven én uitgevoerd kunnen worden. Voor kleinere producenten zijn de investeringen die gevraagd worden, vaak niet te overzien. Met kleine vernuftigheden kunnen we er vaak wel uitkomen, maar een goede adviseur is daarbij heel belangrijk. Onze nieuwbouwprojecten, zoals een groot koel-vrieshuis in Dordrecht en op de Maasvlakte, worden overigens helemaal volgelegd met 220 mm QuadCore dakpanelen. Daarop komen zonnepanelen. Dit is goedgekeurd door de instanties.”
Cordy: “De tendens is dat verzekeringsmaatschappijen de spelregels tijdens de wedstrijd veranderen, zeker na een grote brand in de sector. Dat is heel vervelend.” Of daar wat tegen te doen is? “Ga vroegtijdig met de verzekeraar en veiligheidsregio om tafel,” tippen de drie als uit één mond. “Maak duidelijke afspraken met ze en leg die vast!” 

Integrale benadering

“Maar je moet niet alleen de verzekeringsman er vanaf het begin bij betrekken,” vervolgt Cordy. “Ga ook in een vroeg stadium met de energiemaatschappij en waterleverancier om tafel. Zo krijg je de knelpunten vroegtijdig inzichtelijk. Wij maken een risico-kansberekening met de klant en gaan daarna direct om de tafel met een bouwteam. Een foodfabriek wordt door buitenstaanders nog wel gezien als een simpele doos. Dat is een misvatting; er komt enorm veel expertise bij kijken.”
Gerard: “Klanten denken met een aanbesteding in concurrentie geld te kunnen besparen. Wij zijn van mening dat wie slim wil bouwen, het best een bouwteam kan samenstellen met partijen die op iedere discipline kennis van zaken hebben én verstand hebben van bouwen in en voor de food. Zo zie je geen zaken over het hoofd.”
Ook Bas pleit voor een integrale aanpak: “Door de strengere duurzaamheidseisen en de energiecrisis verandert er veel. Bestaande installaties moeten worden aangepast. Dat heeft vaak invloed op het gebouw. Door integratie aan tafel kom je tot een ontwerp dat bovendien in elke fase gebudgetteerd wordt. Dat je in de krant leest dat een project twee, drie keer zo duur is geworden, vind ik onbegrijpelijk! Dat bestaat bij ons gewoon niet.”

Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2024