Het is allang niet meer de vraag óf je gaat verduurzamen, maar: wat eerst, wanneer, en vooral: hoe ga je het financieren? Ceel Elemans (ING) en Niek Gillis (Subvention), vanuit hun eigen expertise dagelijks bezig met verduurzaming in de voedingsindustrie, vertellen over wat zij in de praktijk tegenkomen.
De Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)-audit heeft als doel bedrijven en instellingen bewust te maken van hun energieverbruik én van de mogelijkheden om energie te besparen en te verduurzamen. Maar met bewustwording zijn we er niet. Met subsidies en wet- en regelgeving wordt het bedrijfsleven in de groene richting geduwd. Zo geldt in 2024 in Nederland voor alle beursgenoteerde bedrijven de verplichte rapportage over duurzaamheid: de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD). In 2025 moeten ook de grotere niet-beursgenoteerde voedingsbedrijven zo’n rapportage maken. De ‘Energiebesparingsplicht’ verplicht bedrijven en instellingen die per jaar vanaf 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas of een equivalent daarvan verbruiken, om alle CO2-reducerende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder uit te voeren. Het is slechts een kleine greep uit de verplichtingen waarmee de (voedings)industrie te maken heeft.
“Ondernemers in Nederland hebben te lang achterover geleund,” zegt Ceel Elemans, die dat ook wel weer begrijpelijk vindt. “De gasprijs in Nederland was extreem laag. Grootverbruikers werden bovendien fiscaal beperkter belast. Gemiddeld genomen maakte energie in 2019 slechts 2% uit van de kosten. Tijdens de piek vorig jaar was dat gemiddeld 9%. Dat is nog steeds te overzien. Bedrijven konden deze extra lasten deels doorbelasten in de keten vanuit de gedachte ‘dan dragen we samen de pijn en is mijn korte-termijnprobleem opgelost’. Daarmee hebben ze investeringen in noodzakelijke oplossingen voor verduurzaming en de energietransitie jarenlang voor zich uitgeschoven.”
Ceel: “Klopt. De Engergiebesparingsverplichting bestaat al sinds 1993, alleen geldt er sinds 2023 een informatieplicht en vanaf 2024 komt er een actieve handhaving. In 2025 wordt de terugverdientermijn opgetrokken naar 7 jaar. Ondertussen gaat de energiebelasting fors omhoog. Wie niets doet aan zijn energieverbruik, heeft tussen nu en vijf jaar een vervier- tot -vijfvoudiging van zijn energielasten.”
Slimme bedrijven met bouwplannen bouwen volgens BREAAM Excellent: de objectieve waarborg dat het bedrijf voldoet aan de hoogste standaard voor verduurzaming, betoogt hij. “Daarmee maak je bovendien in de keten je duurzaamheidsambities zichtbaar en aantoonbaar. Het kost meer tijd en geld, maar leidt ongetwijfeld tot flinke, besparingen in energieverbruik.”
Niek: “Helemaal mee eens. Bij de (ver)bouw van fabrieken en productieprocessen zit men vaak wel 2 tot 3 jaar in de voorbereidingsfase. Daarom zitten wij structureel met de klant om tafel en denken mee in het hele proces: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de projecten in de kaders van subsidieregelingen passen? Dat geldt niet alleen voor bouwprojecten, maar ook voor andere plannen van het bedrijf. Soms kunnen we ze - door het slim te spelen - helpen om nog grotere verduurzamingsslagen te maken. En hoeven ze - met steun van de overheid – daarvoor zelfs minder te investeren.”
Niek Gillis - Subvention
Ceel: “De uitstoot in de voedingsmiddelenindustrie moet de komende 6 jaar halveren. In elk gesprek dat onze relatiemanagers met een bedrijf voeren, vragen we hoe ze daar invulling aan geven. Welke stappen kunnen ze al zetten? We delen goede voorbeelden van energietransitie die we nu al tegenkomen. Wat betekent dat voor de financiële gezondheid van het bedrijf op de lange termijn? Grote bedrijven kunnen makkelijker mensen vrijmaken om verduurzaming vorm te geven. Het MKB heeft die ruimte vaak niet. Kies, om focus aan te brengen, twee of drie doelen die écht bij je passen; die bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan de Sustainability Goals van de VN. Vind je dat lastig? Breng dan in beeld wat de duurzaamheidseisen zijn van je top 5 afnemers. Maak op basis daarvan een top 3 van doelen waar je serieus werk van maakt. Zo laat je zien dat je verduurzaming in jouw bedrijf vormgeeft, en er nu al actief mee aan de slag bent.”
De bank zelf heeft zelf ook te maken met duurzaamheidsverplichtingen: in 2050 moet de gehele leningenportefeuille van ING klimaatneutraal zijn. “Dat gaat natuurlijk niet vanzelf”, aldus Ceel. “Om groene investeringen te stimuleren, hebben wij nieuwe producten in het leven geroepen, zoals ‘Sustainable Improvement Loans’. Verder geven we onder bepaalde voorwaarden rentekorting. Voorop staat dat het gezonde bedrijven zijn. Als ze er goed voor staan, accepteren wij iets minder strakke ratio’s om de noodzakelijke transitie te faciliteren.”
Niek: “Nee. Die beloftes waren goed voor de stemmen, maar kúnnen helemaal niet! Zo werkt het subsidielandschap in de EU niet. De klimaatwet van 2019 stelt wettelijk bindende doelen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 49%, en tegen 2050 met 95% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Tegen 2050 moeten we 100% van de elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen halen. Nederland heeft zich aan die afspraken te houden. Daarbij komt dat subsidies ‘bovenwettelijk’ zijn. Je doet meer dan wettelijk verplicht is. Naarmate de deadline waarop een maatregel echt verplicht wordt dichterbij komt, worden de subsidiemogelijkheden minder. Naar 2024 worden de eisen voor industriële warmtepompen al strenger. Kijk naar het verwijderen van asbest bij oude daken; daarvoor was jarenlang veel subsidie beschikbaar. Degenen die het uitstelden, zijn van de koude kermis thuisgekomen. Zij móeten het nu verwijderen, zonder steun van de overheid.”
Niek: “Bedrijven hebben vaak geen weet hebben van het bestaan. Of ze hebben slechte ervaringen uit het verleden, meestal doordat de regelingen zo complex zijn. Stel, je moet een dure elektriciteitskabel aanschaffen. De voedingsproducent wil daar subsidie voor krijgen, maar wordt teleurgesteld. De kabel levert namelijk alleen stroom; daar krijg je zomaar geen subsidie voor. Waar het om gaat, is dat je die dure kabel kunt koppelen aan een ándere investering. Want er zit een gedachte achter de aankoop; je hebt hem nodig in verband met de aanschaf van een e-boiler, warmtepomp of infrarood verwarmingssysteem bijvoorbeeld. Kun je de noodzaak voor de kabel koppelen aan een verduurzamingsslag, dan wordt-ie ineens wél gesubsidieerd. Bovendien kan er soms slim worden omgegaan met het cumuleren of stapelen van subsidies, uiteraard binnen de staatsteunregels. Wij gaan met onze klanten op zoek naar de juiste onderbouwing bij hun aanvraag.”
Ceel Elemans - ING
Niek: “Er is veel vraag naar de VEKI: Versnelde Klimaatinvesteringen in de industrie. De ondernemer die van plan is te investeren, dient de aanvraag in op basis van een bewezen energiebesparingstechniek. Je moet wel méér energie gaan besparen dan de marktconforme oplossing, meer dus dan wat wettelijk verplicht is. De meerkosten van de investering worden voor 30 tot 70 % gesubsidieerd.
Voor projecten met een innovatief karakter is er de DEI+. Deze regeling is onlangs opnieuw geopend. DEI staat voor Demonstratieprojecten voor Energie en klimaat Innovaties. Heel interessant voor bedrijven die met waterstof of met innovatieve energieconcepten aan de gang gaan. Als je kunt aantonen dat de techniek innovatief is, kan 30-40 % van de investering gesubsidieerd worden. De DEI+ regeling is geldig tot en met 29 aug 2024. Wil je er gebruik van maken, wees er dan tijdig bij.”
Fiscale subsidieregelingen, zoals de EIA (Energieinvesteringsaftrek) en MIA (Milieuinvesteringsaftrek) zijn ook interessant. Daarin worden energiebesparende investeringen en investeringen met een milieu-impact gestimuleerd. Denk aan recycling, upcycling, minder grondstofverbruik, waterbesparing etc.
“Dat is inderdaad een groot probleem; het elektriciteitsnet zit overvol”, beaamt Niek. “Vier jaar geleden startten we bij onze klanten met de eerste projecten om met industriële warmtepompen gasgestookte processen te verduurzamen. Inmiddels zijn de wachttijden bij de netbeheerders voor toegang tot een nieuwe duurzame energie-infrastructuur opgelopen tot 6 jaar. Het aantal duurzame projecten dat níet uitgevoerd kan worden door een gebrek aan ruimte op het elektriciteitsnet, wordt steeds langer. Het IEA (Internationaal Energieagentschap, red.) schat die wachtrij in een recent rapport (okt. 2023) op 1.500 gigawatt; dat is vijf keer zoveel als vorig jaar wereldwijd aan zonne- en windenergie werd toegevoegd. Er is veel onzekerheid… Maar we zien ook dat ondernemers daardoor creatiever worden.”
“Ze kijken naar wat al wél kan,” bevestigt Ceel. “Wij zien dat ze vooral inzetten op het efficiënter inrichten van productieprocessen en het verminderen van de warmtevraag. Een foodondernemer vertelde mij dat hij samen met zijn technisch manager door de fabriek is gaan lopen, gericht op zoek naar de energielekken en -slurpers. Waar konden ze energiebesparende maatregelen treffen? Anderen investeren in een tijdelijke tussenoplossing; zoals een gasgestookte oven die op termijn omgekat kan worden naar een elektrische, en de nieuwe generatie gasovens verbruiken fors minder energie.”
Niek: “Het kan ook nuttig zijn om te onderzoeken of je met overkoepelende software of regeltechniek ervoor kan zorgen dat niet alles tegelijk op- en afschakelt. Netbeheerders vinden de onbalans die dat veroorzaakt heel vervelend. Bedrijven die deze piekspanning weten te vermijden, vervuilen het net minder. Piekspanning is op te vangen met een accu die je tussentijds oplaadt.” Hij vertelt enthousiast over de creatieve oplossing van een foodbedrijf met zonnepanelen op het dak, dat de opgewekte energie niet meer mocht terugleveren: “In plaats van uitschakelen van de panelen, plaatsen ze kleine tussenfilter-accu’s. In een grote tank maken ze daarmee nu gedemineraliseerd water, en met een elektrolyse-apparaat vervolgens waterstof. Die waterstof gaat rechtstreeks, dus niet gecomprimeerd, de brander in. Het is niet de meest efficiënte oplossing, want je hebt veel overdracht van transmedium. Maar beter dan niets.”
Ceel: “Nog een paar tips: zorg voor een gefaseerde aanpak van je project en schakel de juiste adviseurs in: voor technologie- en subsidietrajecten. Werk actief aan stakeholdermanagement, onder meer met gemeente, netbeheerder en energieleverancier. Betrek afnemers en toeleveranciers bij jouw verduurzamingsbeleid. Steeds vaker maken voedingsbedrijven gebruik van duurzaamheidsexpertise bij het opstellen van hun eigen klimaatdoelen en valideren deze op basis van Science Based Targets. Een goede ontwikkeling die een objectieve beoordeling borgt, belangrijk voor al je ketenpartners. Benut af en toe de maximale toegewezen energiecapaciteit om deze ook te kunnen blijven behouden.”
Niek lacht: “Dat ik van A tot Z met een project meeloop en mag adviseren, waarbij ik het ene moment met de directie om tafel zit, en dan weer meedenk en -praat met de projectmanagers en technici over de invulling van het proces. Ook heb ik veel contact met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die ik moet voorzien van informatie over de voortgang van de projecten. Daarnaast ben ik betrokken bij inspiratietours, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) bij bedrijven die bezig zijn met verduurzaming. We moeten veel transparanter zijn en elkaar vertellen waar we mee bezig zijn. Over wat goed gaat, maar ook wat niet. Samen kom je verder.”
Ceel: “Precies daarom organiseer ik ieder jaar een inspiratiereis naar het buitenland voor een twintigtal ondernemers uit de voedingssector. Vorig jaar waren we in Parma. We bezochten er Barilla en iBiS Salumifici, onderdeel van de Cremonini Group. Deze voedingsreuzen hebben al 10 jaar lang een duurzaamheidsagenda. Zij stellen duidelijke doelen waar ze concrete KPI’s op hebben gezet. Wat ons opviel, is dat ze dit niet zijn gaan doen omdat de wet dat voorschrijft, maar omdat ze het echt willen. Die intrinsieke motivatie zie je terug in veel familiebedrijven. Zij willen hun bedrijf op een betere, duurzame manier overdragen aan de volgende generatie(s). Dat geeft me het vertrouwen: deze energietransitie gaat ons lukken.”
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2024