Middelen die worden gebruikt voor reiniging en desinfectie in de voedingsindustrie mogen geen sporen achterlaten in voedingsmiddelen. In de schoonmaakplannen en veiligheidswerkbladen van een reinigings- en desinfectiemiddel, zoals natriumhypochloriet, staat dan ook dat je áltijd grondig moet naspoelen met schoon water. En dan nog. Is het dan weg? Niet meer aantoonbaar?
Certificeerders die langskomen voor een audit, vragen voedingsfabrikanten steeds vaker om aan te tonen dat het voedingsproduct vrij is van eventuele residuen van reinigingsmiddelen. Minstens één keer per maand hebben wij een wanhopige foodfabrikant aan de lijn: “Kun jij in een analyse aantonen dat er géén residu van schoonmaakmiddel in mijn producten zit?”
Het antwoord is voor hen vaak teleurstellend: “Nee, helaas. Metingen naar residu van schoonmaakmiddelen kan soms, maar is in veruit de meeste gevallen onmogelijk.”
Ondertussen vraag ik me af: wéten de certificerende instanties wel wat en waarnaar ze vragen?
Auditoren vragen het onmogelijke van een voedingsbedrijf. Controleren of er ná het reinigen en desinfecteren van oppervlakken nog residuen en resten van reinigingsmiddelen aanwezig zijn, is in sommige gevallen nog mogelijk. Maar in een eenmaal bereid voedselproduct zijn residuen veelal niet meer terug te vinden. Actief chloor bijvoorbeeld is een krachtige oxidator, zeker in een organische omgeving van vetten, koolhydraten en eiwitten; de samenstelling van onze voeding. Chloor is dan niet meer aantoonbaar als residu.
Het aantonen van schoonmaakmiddelen in voeding lijkt mij niet de juiste weg. Peroxidenen en hypochloriet worden vaak toegepast in de voedingsmiddelen-, maar ook in de farmaceutische industrie. We smeren het op onze huid, bleken ons haar ermee. Gevaar voor de gezondheid? Welke afweging maakt men?
BRC en ISO22000 spreken over restrisico’s. Ik daag de certificeerders en auditoren uit hun GBV te gebruiken. Gezond Boeren Verstand.
Pieter Vos
Directeur Nutrilab
Bron: Vakblad Voedingsindustrie 2021