Een enkeling heeft het geprobeerd, de meesten hebben er van gehoord, iedereen heeft er een mening over en een groot deel van de Nederlanders gruwelt ervan. Waarom zou je insecten eten? Omdat het een duurzame eiwitbron is!
Naar schatting leven er in 2050 tussen de 7 en de 11 miljard mensen op aarde. Om al die monden te voeden, moeten we alternatieven toevoegen aan de conventionele eiwitbronnen rund, varken, schaap en kip. Daarom wordt er naarstig gezocht naar alternatieve eiwitbronnen: algen winnen aan populariteit, er is meer aandacht voor peulvruchten en noten en ook insecten als ‘minivee’ staan op de lijst.
Er is wereldwijd een rijke variatie aan insecten. Een aantal daarvan kan gekweekt worden. De uitdagingen daarbij zijn legio, de kennis en ervaringen nog beperkt. Want hoe kweek je ze hygiënisch op grote schaal en krijg je dat kosteneffectief? Hoe zit het met de veiligheid, toxiciteit en allergieën? (Om die vraag te beantwoorden is er een allergieonderzoek opgestart in een samenwerking tussen TNO en Universiteit Utrecht). Wat zijn de wettelijke eisen en beperkingen? Zijn insecten of insect ingrediënten te gebruiken voor schuimvorming, als geleerder of om te emulgeren? Welke producten zijn kansrijk? En misschien wel de belangrijkste uitdaging: hoe krijg je de consument zo ver dat ze insecten als normale eiwitbron gaan zien? Veel vragen, veel obstakels. Maar ook een scala aan mogelijkheden. Samengevat in: minder uitstoot van broeikasgassen, een efficiënte omzetting van voer naar eiwit, en efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte.
Insecten zijn koudbloedig. Dat betekent dat ze doorgaans efficiënter omgaan met voeding dan de warmbloedige zoogdieren. Er gaat minder energie ‘verloren’ aan het behouden van de lichaamstemperatuur, en er kan dus meer energie aan de groei besteed worden. Insecten gebruiken per kilo eetbaar product minder water en minder land, en ze produceren minder broeikasgassen in vergelijking met koe, kip of varken. Daarnaast is voor ‘conventioneel’ vee al jaren een optimalisatie gaande: er is veel onderzoek gedaan naar rassen, voer, wijze van houden etc. Voor insecten staat dat allemaal nog in de kinderschoenen. Zodra de kweek verder op gang komt, kunnen er vele efficiencyslagen gemaakt worden.
‘Het insect’ bestaat niet: er is een enorme soortendiversiteit. Algemene statements maken over de hele groep is onmogelijk, dus zoomen we hier in op enkele specifieke soorten.
Meelwormen groeien binnen acht weken tot het stadium waarin ze ‘geoogst’ kunnen worden (dat is net voordat ze de metamorfose naar torretje ondergaan). De nutritionele samenstelling is niet slecht: ze bevatten een vergelijkbare hoeveelheid eiwit per kilo eetbaar product als rundvlees (20%) en een derde meer vet (12% - wellicht een punt van aandacht, zeker in ontwikkelde landen); een soortgelijke hoeveelheid verzadigd vet als rundvlees (3%) en minder natrium (50 mg/100g)3. Naast dit gunstige voedingsprofiel, stoot de meelworm per kg toegenomen lichaamsgewicht minder dan 10 g CO2 uit, terwijl dat voor varkens meer dan 80 g is, en voor rundvee in de orde van 2500 g (alweer; afhankelijk van kweeksysteem, ras, etc).(1)
‘Er vindt volop onderzoek plaats naar het isoleren van nuttige componenten uit insecten’
Ook de huiskrekel komt goed uit een vergelijking met vlees, al duurt de kweek iets langer dan bij meelwormen (9-10 weken).(2) Het vetpercentage van de huiskrekel is ongeveer een derde lager dan van rundvlees (5%), en de hoeveelheid natrium ligt hoger (150 mg/100g).(3) De CO2 productie ligt met 1.5 g/kg toename in lichaamsgewicht zelfs nog lager dan voor de meelworm.(1)
Met deze positieve nutritionele waarden en duurzaamheidskenmerken is het niet verrassend dat de insectenkweekinitiatieven als paddenstoelen (ook een eiwitbron met veel potentie!) uit de grond schieten. De insteek van deze initiatieven varieert enorm, en juist die diversiteit vormt de kracht om van insectenkweek een succes te maken.
Laten we eens focussen op plekken waar insecten al eeuwenlang geconsumeerd worden. Bijvoorbeeld in Afrika, waar de behoefte aan hoogwaardige, eiwitrijke voeding groot is. Aan de kust van het Victoriameer, in zowel Kenia als Oeganda, wordt op dit moment een waardeketen voor de krekelconsumptie opgezet, met kleinschalige krekelkweek, processing en marketing.(4) En hoewel krekels ook daar (nog) geen algemeen onderdeel van het voedingspatroon vormen, zijn de eerste signalen vanuit consumentenstudies positief. Er wordt al gedacht aan mogelijkheden voor grootschalige kweek in deze landen. Allereerst voor de eigen bevolking, maar – wie weet? - in de toekomst ook voor export.
‘Zodra de kweek verder op gang komt, kunnen er vele efficiencyslagen gemaakt worden’
Dichterbij huis, in Finland, ondersteunt de overheid het project ScenoProt (5), dat tot doel heeft de zelfvoorzieningsgraad van de eiwitproductie in eigen land te vergroten. Het project trekt 6 jaar uit om met oplossingen voor een meer lokale eiwitproductie te komen. Het onderzoek richt zich op plantenproductie, diervoeding, procestechnologie, de gezondheidsaspecten van het voedsel en de belastbaarheid van de natuur.
Het eten van insecten is nog een nichemarkt. Deels vanwege de prijs (door de kleinschaligheid en de ambachtelijkheid van de kweek zijn insecten voor humane voeding nog relatief duur), deels door de lage consumentenacceptatie. Want hoewel je insecten in hun geheel kunt eten, is dat voor veel westerlingen echt een stap te ver. Daarom vindt er nu volop onderzoek plaats naar het isoleren van nuttige componenten uit insecten, en hoe deze als functionele ingrediënten ingezet kunnen worden voor bijvoorbeeld schuimen, geleren of emulsificeren. Voor algen en groentereststromen kunnen op middelgrote schaal al hoogwaardige ingrediënten gewonnen worden, onder andere in de mobiele bioraffinaderij Valorie.(6) Inzichten kunnen gekopieerd worden, maar isoleren van insecteningrediënten vraagt om andere technieken dan bioraffinage van blad. Nederland loopt voorop in bioraffinage, met projecten bij TNO, het International Insect Centre (IIC) en Wageningen Universiteit. Ook is in Nederland een aantal grote kwekers actief en tientallen kleinere, en is er een brancheorganisatie voor kwekers; de Verenigde Nederlandse Insectenkwekers (Venik). Daarnaast worden innovatieve producten ontwikkeld (zoals de bugadilla, ontwikkeld door Ruig Oostzaan) en in diverse supermarkten zijn al insectenburgers te koop. Kortom: de tijd is rijp voor een duurzame toekomst vol interessante nieuwe producten!
(1) Ooninx et al., PloS ONE (2010) 5 (12), e14445.
(2) Booth et al, Journal of Insect Physiology (2007), 53, 950-953
(3) Payne et al., European Journal of Clinical Nutrition (2016) 70, 285-291
(4) www.flyingfoodproject.com
(5) https://www.luke.fi/scenoprot/
(6) https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/industrie/sustainable-chemical-industry/feedstock-flexibility/algen-voor-een-duurzame-toekomst/
Bron: Foto's: ©Jannarong/Shutterstock.com; ©NuanyaiH/Shutterstock.com