Ik ben afgelopen jaar verschillende keren in India geweest. Ik kwam er ook in productiebedrijven; zoals een fabriek waar een traditionele zoete lekkernij ‘Ladoo’ wordt gemaakt. Van (kikkererwten)meel, vaak verschillende noten en soms kokos wordt een deeg gemalen, waarvan balletjes worden gedraaid. Vrouwen, in kleurrijke sari’s, en mannen doen dit met de blote hand. Het is er de gewoonste zaak van de wereld, er worden geen vragen gesteld of deze manier wel de beste is. De kans op besmetting is in zo’n productie-omgeving vreselijk groot. Toch wordt de ladoo uit deze fabriek geleverd aan grote bedrijven, waaronder de vliegbranche.
Wij hebben in Nederland een cultuur van ‘no compromise’. Fabrikanten zijn zich bewust van voedselveiligheidsrisico’s en handelen daarnaar. Wij hebben duidelijke wetten en regels, net als in India trouwens. Alleen zijn er daar geen controlerende instanties en betrouwbare laboratoria om de voedselveiligheid te kunnen borgen.
Wij doen het in Nederland op dit vlak ontzettend goed. En toch. Hoe vaak vraag jij je als foodproducent af, kijkend naar je productie-omgeving: kan dit beter? Is, als je eerlijk bent, ‘geld verdienen’ niet doorslaggevend voor de keuzes die je maakt? Waarbij ik wil benadrukken dat er niets mis is met ‘geld verdienen’. In hoeverre ben jij bereid om concessies te doen op het gebied van kwaliteit, als dat betekent dat je omzet zal stijgen en de winst groeit?
Het zou toch mooi zijn als de wijze waarop wordt geproduceerd áltijd komt vanuit een diepe intrinsieke motivatie om kwaliteit áltijd op nummer één te zetten. No compromises.
Pieter Vos
Directeur Nutrilab
Bron: © Vakblad Voedingsindustrie 2019