De eiwittransitie is een feitelijk gegeven in beleidsstukken, duurzaamheidsscenario’s én supermarktstrategieën. Maar hoe ver reikt de daadkracht van retailers als het gaat om de verschuiving van dierlijk naar plantaardig? In een recente studie van Wageningen University & Research is onderzocht hoe acht Nederlandse supermarktformules zich inzetten voor de eiwittransitie. De conclusie is helder: de intentie is er, de inzet ook, maar de beperkingen zijn minstens zo zichtbaar.
Supermarkten geven aan zich serieus te willen inzetten voor de eiwittransitie. Ze zien het thema terugkomen in duurzaamheidsdoelstellingen, CSRD-verplichtingen en maatschappelijke verwachtingen. Organisaties als Wakker Dier, Questionmark en ProVeg zijn daarbij de aanjagers: zij zetten druk, maar leveren ook kennis en benchmarks zoals de Eiweet monitor en Superlijst Groen. Toch benadrukken supermarkten dat eiwittransitie geen losstaand thema is, maar verweven is in bredere doelen rond klimaat en gezondheid.
De meeste acties van supermarkten komen neer op klassieke marketinginstrumenten: product, plaats, prijs en promotie. Denk aan meer plantaardige producten in de schappen, het herinrichten van vleesvitrines, of het standaard aanbieden van vegetarische opties online. Ook hybride vleesproducten – met een mix van dierlijk en plantaardig eiwit – winnen terrein. Aan de prijskant wordt gewerkt aan prijspariteit of zelfs prijsvoordeel voor plantaardige varianten. Promotioneel zetten ketens in op vega-weken of het verminderen van kortingen op vlees.
Toch zijn er duidelijke grenzen. De afhankelijkheid van consumentengedrag en het aanbod van aantrekkelijke plantaardige alternatieven remt de voortgang. Vooral kaas blijkt een hardnekkig knelpunt: geliefd bij de consument en nauwelijks goed te vervangen. Ook geven supermarkten aan dat zonder verdere steun vanuit de overheid de eiwittransitie vooral drijft op vrijwillige inzet en maatschappelijke druk. En dat maakt het proces kwetsbaar.
Lees het onderzoek: ‘Er is wel meer nodig dan de kracht van de supermarkt’
Bron: Wageningen University & Research