De eerste automaten werkten op water, stoom en radarmechanieken. Ze werden voornamelijk voor vermaak ingezet; bewegende poppetjes, zelfspelende instrumenten of wandelende diertjes. Leonardo Da Vinci bouwde al 1495 zelfs een complete mechanische ridder. Deze kon onder andere staan, zitten en zijn vizier optillen. Met de komst van elektriciteit vond er een verschuiving plaats; mechanica werd steeds meer ingezet voor het uitvoeren van werk in plaats van vermaak. De automaten werden krachtige helpers, oftewel robots, genoemd naar de hoofdrolspelers in het toneelstuk R.U.R. van Karel Čapek (1920).
In tegenstelling tot de toen geldende verwachting hebben de robots de wereld niet overgenomen, maar zijn ze wel onmisbaar gebleken. Het zijn de vervangers geworden van de arbeiders die saai, zwaar en gevaarlijk werk uitvoerden. Maar het zijn ook de invullers van de vacatures geworden die ontstaan door het steeds groter wordende tekort aan arbeiders.
Robots kunnen 24/7 werken, zijn nooit ziek en gaan niet op vakantie. Ze klagen niet over salarisverhoging en maken geen fouten. Toch hebben de industriële robots en cobots menselijke begeleiding nodig. De inzet van robotica zorgt voor een verrijking van arbeid. De operators aan de lijn krijgen een andere invulling en kunnen zich meer met het proces bezig houden dan alleen met de uitvoering. Saai werk wordt vervangen door interessante begeleiding; lange sta-periodes aan de lopende band vervangen door meer uitdagende werkzaamheden.
De ‘robot-ridder’ die Leonardo da Vinci bouwde kon al veel, maar niet denken. De huidige robots worden steeds vaker uitgerust met artificial intelligence in combinatie met vision. Na een inleerperiode is de robot in staat gewenste handelingen uit te voeren, waarbij de robot zelf de meest ideale manier van werken bepaalt. Of dat het picken is van verschillende soorten producten of het onderscheid maken tussen goede of afwijkende producten; door machine learning weet de robot wat te doen.
Bron: Hellebrekers