Wie anno 2018 plannen heeft voor nieuw- of verbouw of renovatie, krijgt te maken grote thema’s. Energiebesparing, duurzame materialen, het vergroten van de efficiency, voedselveiligheid. Wat hebben bouw-experts en toeleveranciers de foodsector te bieden aan innovaties? Welke trends en ontwikkelingen signaleren ze?
Kantoorpanden, winkels en woningen blijken grote milieuvervuilers te zijn; ze stoten samen meer CO2 uit dan het verkeer of de industrie. Die CO2-uitstoot moet omlaag; het Europees Parlement stemde op 17 april jl. in met de klimaatwet die de inspanningen bepaalt voor diverse sectoren, waaronder de bouw, de landbouw en het transport. In Nederland moet de uitstoot in deze sectoren met 36% omlaag ten opzichte van 2005.
Nieuwe kantoren en andere utiliteitsgebouwen moeten minimaal voldoen aan het Bouwbesluit. Het kan echter veel duurzamer dan in die eisen staat geformuleerd; met efficiëntere verwarmingsinstallaties, door regenwater niet te lozen op het riool, of door duurzame materialen te gebruiken. Nieuwe utiliteitsgebouwen komen, als zij ‘zeer duurzaam en buitengewoon energiezuinig zijn’, in aanmerking voor allerlei subsidieregelingen. Zoals een Groenverklaring, waarmee per vierkante meter bruto vloeroppervlak een bepaald bedrag groen gefinancierd kan worden. Ook met een BREEAM-NL certificaat kun je als gebouweigenaar een aanzienlijk fiscaal voordeel krijgen over je investering en in aanmerking komen voor subsidies. BREEAM wordt al sinds 2010 gebruikt om de duurzaamheidsprestaties van gebouwen te beoordelen op negen verschillende duurzaamheidscategorieën. Niks doen is geen optie.
Hans van den Hoorn van RBK (ontwerp-/adviesbureau voor gebouw en installaties, en leverancier van automatisering): “In 2020 al gaan de nieuwe BENG-eisen (Bijna Energie Neutraal Gebouw) de gangbare energieprestatie-eisen vervangen. Het verlagen van de energiebehoefte, het verminderen van het primaire fossiele energiegebruik voor onder andere verwarming, koeling en verlichting, en het daarbij toepassen van hernieuwbare energie, zijn kernbegrippen in de BENG.”
“Producten met de hoogste isolatiewaarde hebben altijd een pré”, zegt Gerard Scherff van K.I.M.-Nederland, specialist in isolatiesysteembouw. “We staren ons daarbij niet blind op de dikte van het isolatiemateriaal; het gaat echt om de prestaties van het product. Daarin zijn wij vrij vooruitstrevend. Al onze inspanningen zijn gericht op het handhaven van het hoogste kwaliteitsniveau. Wij bedenken, bouwen en installeren, maar doen en kunnen dat niet alleen; we werken intensief samen met onze vaste leveranciers. Dat is essentieel voor innovatie.” Eén van de vernieuwingen die K.I.M. op dit moment vermarkt is de QuadCore isolatietechnologie. “Dit is een mooie innovatie op het gebied van hardschuim isolatiemateriaal”, legt Gerard uit. “Voordelen zijn een superieur thermisch rendement, de beste brandveiligheid en maximale duurzaamheidsscores. Dat het duurzaam is, blijkt ook wel uit de garantieperiode; we bieden 40 jaar thermische en constructieve garantie.”
Hans van den Hoorn: “Om op energiegebruik te besparen, proberen wij in onze projecten het gebouw en de afzonderlijke gebouwsystemen altijd zo veel mogelijk integraal met elkaar te laten samenwerken. We realiseren projecten die BREEAM gecertificeerd zijn, met speciale aandacht voor energiebehoud en energiebesparing. Daarnaast bieden we automatiseringsoplossingen, waarbij productie en installaties volledig kunnen worden aangestuurd en beheerd. De nieuwe BENG-eisen passen goed bij onze integrale projectaanpak, we passen ze al toe in onze projecten. Een recent project is door ons uitgevoerd zonder centrale verwarming; hier is dus ook geen gasaansluiting meer voor gemaakt. De vloerverwarming in de kantoren werkt met restwarmte uit de koude-installatie, en deze restwarmte wordt ook gebruikt voor de opwarming van reinigingswater. Om zoveel mogelijk warmte op te kunnen slaan, hebben we zelfs gebruik gemaakt van het water in de sprinklertank. Verder wordt het elektrische verbruik voor een substantieel deel opgewekt met behulp van zonnepanelen. Het FOPRO® besturingssysteem van RBK zorgt daarbij voor een zo energie-efficiënt mogelijke besturing van de koude-installatie. Bij eerder gerealiseerde installaties heeft dit energiebesparingen van soms wel 20% opgeleverd ten opzichte van het oorspronkelijke verbruik.”
“De grote voordelen van nieuwbouw zijn natuurlijk de eerder genoemde mogelijkheden voor energiebesparing”, vervolgt Herman Bessels, architect BNA bij Bessels architekten & ingenieurs. “In een nieuwbouwproject is het eenvoudiger om de nieuwste innovaties te verwerken dan in bestaande bouw. Alle onderhoudsvoorzieningen zitten tegenwoordig binnen, boven het sanitair plafond, waardoor installaties substantieel goedkoper kunnen zijn: bovenop een dak moesten ze bestand zijn tegen weer en wind. Dat hoeft niet meer. Ook het vervangen van luchtfilters is veel makkelijker als die in de tussenruimte zijn aangebracht in plaats van bovenop een dak. Maar dan heb je natuurlijk wel ruimte nodig om die tussenruimte van 3 meter te kunnen maken; dat is weer een goede reden voor nieuwbouw.”
Toch kiezen veel foodbedrijven voor verbouwen in plaats van nieuwbouw. Een bedrijf groeit, er wordt wat verbouwd en bijgebouwd. Misschien vindt er zelfs uitbreiding plaats naar het kavel ernaast. Volledige nieuwbouw is vaak te kostbaar. Logisch, als je bedenkt dat een foodfabriek oneerbiedig gezegd niet meer is dan een regenjas, een omkasting voor de peperdure procesinstallaties. Ga die maar eens allemaal verhuizen. Wat meespeelt in de keuze voor uitbreiding in plaats van verhuizen, is dat foodbedrijven moeten voldoen aan een veelheid van heel specifieke milieueisen. Op hun bestaande locatie hebben ze alle vergunningen, die krijgt je niet zo snel weer voor een ander terrein. Bovendien; hoe hou je je personeel vast als je naar de andere kant van het land verhuist? Dit alles maakt van nieuwbouw een complex verhaal. Bedrijven die wel verhuizen, doen dat vaak omdat ze weg móeten, bijvoorbeeld vanwege een herbestemming van de grond waarop ze gevestigd zijn. Meestal is er daardoor een externe pot met geld beschikbaar om een deel van de nieuwbouw en verhuizing te financieren.”
De keuze voor nieuwbouw wordt sinds enkele jaren wel weer vaker genomen, signaleren Herman Bessels en Hans van den Hoorn. Hans: “In de crisisjaren moesten bedrijven consolideren, de nadruk lag op onderhoud en herstel van bestaande gebouwen, en op het samenvoegen van activiteiten of het uitbreiden van activiteiten binnen het bestaande pand. Nu bedrijven weer meer omzet maken, en er sprake is van schaalvergroting of verbreding van activiteiten, oriënteren ze zich vaker op nieuwbouw. Sinds een jaar of drie zien we onze opdrachtenportefeuille voor nieuwbouw in Nederland weer groeien.” Dat heeft volgens hen deels ook te maken met een ándere trend: Hans: “Veel van onze klanten zijn zich bewust van de roep van afnemers en de consument voor een duurzamere manier van ondernemen. Dit is duidelijk terug te vinden in de MVO jaarverslagen. Ook de wens om te moderniseren en de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van het gebouw en processen spelen een rol. De voedingsindustrie vraagt om oplossingen voor meer efficiëntie, het verlagen van het energiegebruik en een betere klimaatbeheersing.”
Gerard, KIM: “Integraal bouwen, en in het voortraject meedenken met de klant, wordt steeds belangrijker, of het nu gaat om nieuw- of om verbouw. Zeker als je een voedselveilig pand wil opleveren. Digitalisering speelt in veel processen een steeds grotere rol; ook in de bouw. Wij bouwen een pand met behulp van het BIM-model nu helemaal virtueel. Dankzij dit 3D-model halen wij de knelpunten al voor de daadwerkelijke bouw uit het ontwerp. Dat scheelt een hoop tijd en geld, en bouwen moet steeds sneller. Leuk is dat dit soort technieken zich blijven ontwikkelen. Saai wordt het niet!”
Hans van den Hoorn vult aan: “Een voedselveilig gebouw staat of valt met het beheersen van de productie- en schoonmaakprocessen, de goederenstroom en de routing van het personeel, en het gebouwbeheer en –onderhoud. Dat vraagt om het vooraf maken van een goede logistieke analyse, en een logistiek plan waarbij de routing van personeel, producten, hulpmiddelen, hulpstoffen, afval et cetera zo volledig mogelijk is vastgelegd. Daarop moet een ontwerp- en bouwproces volgen met aandacht voor engineering en keuzes van de juiste systemen en installaties, en de juiste inrichting en afwerking van het gebouw.”
Herman Bessels: “Wat echt is veranderd, is dat bouwen steeds meer assembleren is geworden. Die beweging zien we al decennialang in de auto-industrie, in de scheepsbouw en nu dan ook in de utiliteitsbouw. Internet speelt een steeds grotere rol: dáár ga je zoeken wie de beste producten tegen een aantrekkelijke prijs op korte termijn kan leveren.” Met deze andere werkwijze, verandert ook de wijze van financieren. “Niemand heeft meer zijn eigen vrachtwagens, machines en apparatuur; alles wordt gehuurd of geleased. Die trend kun je doortrekken naar het gebouw. Vroeger financierde een bedrijf de nieuwbouw zelf. Dat gebeurt steeds minder. De wijze van financiering heeft grote invloed op het bouwplan en -proces. De vraag is steeds meer: wat maakt een pand interessant voor een belegger? Het antwoord: als het een maximale restwaarde heeft en een multifunctionele aanwendbaarheid zodra de eerste gebruiker vertrokken is.”
“Met een oude foodfabriek doe je weinig, het is moeilijk om er een nieuwe bestemming voor te vinden. De vloeren liggen vaak op afschot vanwege putten, er zitten gebruiksgeuren in die je er nooit meer uitkrijgt. De waarde van zo’n fabriek is de grondwaarde minus de sloop- en saneringskosten. Dit is ook de reden dat veel oude fabrieken blijven staan. Niemand wil het verlies nemen. Niemand wil afboeken.
Dit zien we ook bij winkelpanden in de periferie van binnensteden. Niemand wil toegeven dat zijn belegging en/of zijn pensioenpot is verdampt en blijft daarom zitten.
Tegenwoordig ontwerpen en bouwen we een foodfabriek daarom op zo’n manier dat delen van elkaar kunnen worden losgekoppeld. Als het foodbedrijf uit het bedrijf vertrekt, kan het magazijn bijvoorbeeld worden verhuurd aan een distributeur, de kantoren aan een andere ondernemer. Daarom moet bij het ontwerpen van een fabriek het uitgangspunt zijn: multifunctionaliteit. Het kost niets extra, maar is een manier van denken. Zie hoe Euroma Zwolle in elkaar is gestoken; door modulair te denken ben je in staat om razendsnel een gebouw te realiseren. En Ameco Apeldoorn was door deze werkwijze binnen 13 maanden na het eerste gesprek operationeel.”
Bron: Beeld 3D: ©adike/Shutterstock.com, Beeld met helm: ©Phonix_a Pk.sarote/Shutterstock.com;