De Nederlandse overheid staat op het punt een nieuwe regelgeving in te voeren die vanaf 2027 kunststofverwerkers verplicht een bepaald percentage gerecycled of biogebaseerd plastic toe te voegen aan hun productieproces. Deze ambitie om voorop te lopen in de circulaire economie klinkt lovenswaardig, maar de praktijk wijst op mogelijke financiële problemen voor Nederlandse kunststofverwerkers, aldus de ABN AMRO.
De Europese Unie en de Nederlandse overheid streven naar een circulaire economie, maar de huidige vraag naar gerecycled plastic blijft laag. De voorgestelde bijmengverplichting vanaf 2027, met percentages oplopend tot mogelijk 30 procent in 2030, plaatst Nederlandse kunststofverwerkers voor uitdagingen. Het tekort aan hoogwaardig recyclaat en de hogere kosten kunnen hen achterstellen ten opzichte van buitenlandse concurrenten.
De Nederlandse bijmengverplichting leidt tot een ongelijk speelveld voor kunststofverwerkers op de Nederlandse markt. Dit kan productieverschuiving naar het buitenland en een mislukking van de beoogde CO₂-uitstootverlaging tot gevolg hebben.
Voor verwerkers komt de verplichting mogelijk te vroeg. De beschikbaarheid van kwalitatief recyclaat en biogebaseerde alternatieven is nog onzeker. Daarnaast vergt het werken met recyclaat extra investeringen in machines en opleiding van personeel.
Kunststofverwerkers moeten proactief samenwerken met recyclers en subsidies aanvragen voor aanpassingen aan hun productieprocessen. Deze voorbereiding is cruciaal voor een soepele overgang naar duurzame materialen.
Er heerst kritiek op de bijmengverplichting, die mogelijk te laat komt voor recyclers en te vroeg voor verwerkers. De financiële impact en het gebrek aan duidelijke EU-normen zorgen voor onzekerheid in de industrie.
Bron: ABN AMRO