Nieuw centrum voor microbiële samenwerkingen
Ondernemers sociëteit voedingsindustrie
B2B Communications
Wallbrink Crossmedia
Kijk ook eens op

Nieuw centrum voor microbiële samenwer­kingen

  • 09 februari 2022

De mens gebruikt van oudsher micro-organismen. Om bier of kaas te maken bijvoorbeeld. In de biotechnologie is die tak van sport tot kunst verheven. Maar daarbij gaat het vaak om één soort bacterie of schimmel die tot productie wordt aangezet. Wat is er mogelijk als je verschillende soorten micro-organismen op een gecontroleerde manier laat samenwerken?

Die gedachte staat centraal in het WUR aandeel in het nieuwe Centre for Living Technologies. Het (papieren) centrum is een samenwerking van WUR, TU Eindhoven, Universiteit Utrecht en Medisch Centrum Utrecht. Wetenschappers van die vier instellingen slaan de handen ineen om ‘nieuwe functies in levende (multi)cellulaire systemen te introduceren’.

Samen

‘Alle deelnemers werken met levende cellen’, licht Diana Machado de Sousa toe. Zij vertegenwoordigt WUR in het bestuur van het centrum. ‘Microben verschillen heel erg van mensen. Microben zijn eencellig, mensen zijn meercellig. Maar microben in gemeenschappen kunnen als een soort meercellig organisme functioneren. Samen kunnen ze meer dan alleen.’ 

Machado de Sousa wil die samenwerking aanjagen door micro-organismen tot teamwork aan te sporen. ‘Het gaat om het creëren van meerwaarde door de juiste samenstelling te maken van microben. Bijvoorbeeld doordat ze metabolieten uitwisselen en van elkaar gebruiken. In de natuur is dat gebruikelijk, maar in de biotechnologie is het creëren van controleerbare microbiële katalysatoren een tamelijk nieuw concept.’

De microben-mengsels zijn in het lab bij elkaar gebracht. ‘Maar het doel is ook om via synthetic engineering speciale links tussen de microben aan te brengen, zodat ze beter samenwerken’, zegt Machado de Sousa. ‘Bijvoorbeeld zodat ze meer van bepaalde stoffen produceren die nodig zijn in een voedselketen.’

Resource-online.nl
Beeld: ©LuckySte/Shutterstock.com

Bron: Wageningen Resource