Zijn voedingsproducenten in staat de hoge inputkosten, waaronder energie op te vangen nu deze voorlopig nog hoog blijven? Daarbij hebben bedrijven ook te maken met grote verschillen in compensatiemaatregelen vanuit de nationale overheden voor zowel burgers als voor energie intensieve sectoren. Bedrijven hebben veel veerkracht nodig om deze veranderingen het hoofd te bieden om zo hun bedrijfscontinuïteit zeker te stellen. Daar komt bij dat niet alle landen even afhankelijk zijn van gas als energiebron. Nederlandse bedrijven hebben daar extra last van. Dit artikel zoomt in op maatregelen die bedrijven kunnen nemen en waarop zij zich zullen moeten voorbereiden.
In 2019, toen de energiemarkten nog rustig waren, had energie een aandeel van 2% in de totale kosten van levensmiddelenproducenten in de EU. Nu ligt dat aandeel tussen 7,5-10% (zonder prijsplafonds of compensatie). Sommige levensmiddelenproducenten hebben hun energierekening zelfs zien stijgen tot 30% van hun totale kosten.
Er zijn grote verschillen tussen wat bedrijven voor energie betalen omdat sommige nog vaste contracten hebben, terwijl andere hun contracten tegen veel hogere tarieven moesten verlengen. In de komende maanden zullen de verschillen minder uitgesproken worden naarmate oudere contracten en lucratieve dekkingen aflopen en de steunmaatregelen van de overheid sommige verschillen afvlakken.
Naast het directe effect op de kosten is er ook een doorberekening van de hogere energieprijzen naar de voedselproducenten. De landbouw is over het algemeen vrij energie-intensief. Energie was in 2021 goed voor 25% van de totale kosten in de Nederlandse tuinbouw en op basis van de energieprijzen in 2022 is dat aandeel gestegen tot meer dan 60%.
Tot dusver is de voedselproductie vrij veerkrachtig gebleken, geholpen door het vermogen om (een deel van) de hogere kosten door te berekenen aan klanten en consumenten. Toch blijkt uit gegevens over de voedselproductie tot augustus 2022 dat de productievolumes in de voedings- en drankenindustrie in de EU dit jaar hoger liggen dan in 2021. Het blijkt dat de productievolumes weinig gevoelig zijn voor externe schokken, afgezien van een flinke daling aan het begin van de Covid-19-pandemie.
Er zijn twee regelingen die de voedselproductie beschermen. Ten eerste kunnen voedselverwerkende bedrijven dankzij de internationale handel en substitutie hun installaties draaiende houden voor het geval de Europese landbouwvoorraden teruglopen. Ten tweede profiteren voedselproducenten ook van steunmaatregelen van de overheid om de gevolgen van hoge energieprijzen voor bedrijven en consumenten op te vangen.
De invoering van allerlei nationale energiesteunmaatregelen voor bedrijven zal de concurrentie tijdelijk op verschillende manieren verstoren. Dit is zeer relevant aangezien levensmiddelen en dranken een belangrijke exportcategorie vormen. Daarom zijn de oproepen van verenigingen van de voedingsindustrie om gelijke concurrentievoorwaarden te handhaven de afgelopen maanden luider geworden. De verschillen tussen de landen zullen waarschijnlijk toenemen omdat sommige landen meer fiscale ruimte hebben dan andere.
De energieprijzen in Europa zullen verscheidene jaren op een relatief hoog niveau blijven. Ervan uitgaande dat de steunmaatregelen voor energie tijdelijk zijn, betekent dit dat het concurrentievermogen van Europese voedingsproducten op de wereldmarkten enigszins zal verslechteren. ING verwacht dat het algemene concurrentievermogen van hoogwaardige producten zoals zuigelingenvoeding, bier of diepvriesfriet minder zal worden beïnvloed. Maar voor basisproducten zoals melkpoeder, olijfolie en varkensvlees is in de Landbouwvooruitzichten van de EU-Commissie al gewezen op een daling van de exportvolumes in 2022.
Van de zeven belangrijkste voedselproducerende EU-landen is het belang van gas als energiebron het grootst in de Benelux (België, Nederland en Luxemburg) en het kleinst in Spanje en Polen. Een groot deel van de elektriciteitsvoorziening in de Benelux is afkomstig van gasgestookte centrales. De mogelijkheid van gasrantsoenering vormt een ernstig neerwaarts risico voor bedrijven die gas gebruiken. Een ander risico is dat de EU-lidstaten tussen 1 december 2022 en 31 maart 2023 de vraag naar elektriciteit tijdens piekuren moeten verminderen. Dit kan bedrijven ertoe dwingen meer productie te verschuiven naar nacht- of weekenddiensten of hun productie te verlagen wanneer dit niet mogelijk is.
Het huidige niveau van voedselinflatie leidt tot verschillende verschuivingen in de voedselconsumptie. Het effect van de hoge energieprijzen is wellicht het best zichtbaar in de groente- en fruitafdeling van supermarkten. Door de energie-intensievere verwerking worden geconserveerde en diepgevroren groenten minder concurrerend ten opzichte van verse groenten. Daar komt bij dat de teelt van tomaten, komkommers en paprika's deze winter voor veel tuinders in Noordwest-Europa een stuk minder aantrekkelijk is geworden. Als zij hun kassen leeg laten staan, zullen retailers waarschijnlijk meer groenten betrekken van telers in Spanje, Italië, Marokko en Turkije. Deze producten hebben minder energie nodig om te groeien, maar vergen nog steeds duurdere diesel om te vervoeren.
Rampenplannen zullen waarschijnlijk een belangrijk discussiepunt zijn in de strategiediscussies voor 2023 en daarna. Voor levensmiddelenproducenten is het vaak niet gemakkelijk om hun productie op korte termijn te verlagen. Dit geldt vooral voor bedrijven die een bepaalde hoeveelheid landbouwinputs hebben gecontracteerd. Daar komt nog bij dat zij bij een productieverlaging het risico lopen contracten en klanten te verliezen.
Vervolgacties voor levensmiddelenproducenten:
De termijnmarkten lijken zich nu zorgen te maken over volgende winter en het vermogen van Europa om voorraden aan te leggen zonder de Russische gaslevering. Als de aanvoer blijft knellen, kan dat een last zijn voor levensmiddelenproducenten, die de afgelopen tien jaar veel nieuwere of aangepaste levensmiddelenfabrieken op gas hebben laten draaien. Dergelijke zorgen vormen een duidelijke stimulans voor levensmiddelenbedrijven om hun energiestrategieën op langere termijn te heroverwegen, met inbegrip van aspecten zoals het sluiten van contracten voor energievoorziening, de optimale energiemix en daarmee samenhangende investeringen.
Bron: ING